woensdag 26 maart 2008

Revolutie tegen het regime: gedichten en gedachten als zweepslagen ! (4)


De (winterse) "lentemaand" loopt ten einde en de grasmaand (april) staat voor de deur. Hopelijk vindt de natuur haar échte voorjaars-identiteit weldra terug: zingende, sjilpende vogels en het verrukkelijke kleurenfestijn van bloesems en bloemen. Niemand geringer dan de grote Brabantse, mystieke dichteres Hadewijch (13de eeuw) bezong in enkele gedichten die grasmaand (of paas- of eiermaand). Veel erger dan de aarzelende natuur zijn het zieke fenomeen van de Belgische "regering", die ons ergert, stoort, beledigt en benadeelt, geteisterd door brutale francofone dominantie, en de verzwakte, verdeelde en steeds aarzelende "Vlaamse Beweging". Ik hoop in de hoofden van enkele Vlaamse kopstukken en "-bewegers" een vonkje te doen ontvlammen met enkele gedichten tegen het volksvreemde regime, tegen het "lammenadig ras van laffe stommeriken" (Pol De Mont)... Maar ja, de droom, het ideaal van -waarachtige- dichters is uit deze tijd gebannen, al blijf ik geloven dat Ernest van der Hallen gelijk had - zij het op lange termijn -, toen hij schreef: "Ten slotte is het niet de economist (of de politicus) die de tijd zijn werkelijke gestalte geeft"...

Ik wil vandaag aansluiten bij mijn vorige revolutionair-poëtische tekst, waarin Ward Hermans de hoofdrol speelde. Daarvoor kies ik een gedicht uit "
Poëzie achter tralies", een keuze uit de vier "zwarte" dichtbundels, die verschenen in zijn gevangenisjaren (1945-1955), spijts het verbod... Deze bloemlezing werd samengesteld door Anton van Wilderode, Paul Hardy en Lode Baekelmans, drie gezaghebbende poëziekenners. Zij deelden de grote waardering van niemand minder dan Streuvels, Willem Elsschot, Cyriel Verschaeve en Jan Vercammen voor Ward Hermans' poëzie, met haar felle epische adem én lyrische schoonheid!

Dit gedicht nu noemde Ward "
Post Scriptum bij de Europa-Ballade" (1949-1951), maar het is een felle - en wéér "actuele" - aanklacht tegen de niet zó oude, maar vooral 20ste-eeuwse, slaafsheid der Vlaamse "kopstukken" en, in hun kielzog, van een groot deel van het misleide en bedrogen volk, dat zich zelfs niet meer bewust is van zijn Nederlandse oorsprong en identiteit!

Spreek mij van 't eigen land! Noem één volk in Europa,
welks wezen zo misacht, geschonden, geschoffeerd!
Eén meerderheid die men als minderheid regeert!
Noem mij één tweede volk in gans beschaafd Europa!
Noem mij één volk welks taalgrens reeds tien eeuwen
Onaangetast bestond - doch thans geschonden werd...
In minder dan een eeuw vertrapt men Brabants' hert,
Waar ieder ander volk "
Te Wapen" zou voor schreeuwen!
Wij bloeden tweemaal reeds om grenzen van de Staat
Die amper honderd jaar! Doch dàt wat God gegeven,
De grenzen van ons bloed! De grenzen van ons leven!
Die worden neergetrapt - en Vlaanderen vergaat!
Al wie de strijd gestreên met méér dan lege woorden
En om het volksbestaan zijn leven ingezet,
Ontnam men àlles! - zelfs in naam nog van de Wet,
Of liet men, kort en goed, genadeloos vermoorden!
Noem mij één tweede volk in één beschaafd gewest!
Eén tweede volk in gans Europa!
En daarom bloedt het hart van al wie in 't verschiet
Dees dubbele ondergang als zinloos uitkomst ziet.

(16.1.1951)


Om opnieuw in te spelen op de - weer heel actuele - nood van het Vlaamse (én van heel het Nederlandse) volk, met name die aan een eigen volksverbonden - en NIET volksvreemde of vijandige - leider, diep ik uit René de Clercqs 'De Noodhoorn' het aangrijpende, sterke gedicht "
De redder" op.

De redder
----------------
"
Wij willen een leider, die leiden kan,
een sterke man, een harde man;
die geen vijanden telt en geen vrienden ontziet.
Wij willen een redder!" - Gij, roept hem niet.
Maar als hij komt uit eigen drang,
en gaat zijn wondere, hoge gang,
door velen gevolgd, met velen in strijd,
o, hoed u voor laster, hoed u voor nijd.
Want doornen groeien er scherp in de heg,
en stenen liggen te grijp langs de weg.
En het grauw voelt steeds als een brand in zijn bloed,
wat het liefst de profeet en de Heiland doet.
Gij, roept hem niet, noch benijdt hem niet.
Meer dan gij lijdt hij nood en verdriet,
eindigend eenzaam, die eenzaam begon.
Want zie: rechtvaardigheid is zijn zon!

René de Clercq
(uit 'De Noodhoorn', Nenasu, Utrecht, 1943)

zaterdag 22 maart 2008

Revolutie tegen het regime: gedichten en gedachten als zweepslagen ! (3)

Al hunkeren wij naar de echte lente, naar het milde voorjaar, toch moeten wij deze kille, bijna winterse paastijd dragen... Beschreef de zopas overleden "grootmeester" -aldus de gestroomlijnde, belgisch-korrekte pers en kijkbuis- Hugo Claus zelfs het -vreemd en onvoorstelbaar- "verdriet" van dit volksvijandige land, dan verwarm ik mijn hart en dat van mijn weerbare lezers opnieuw met gedichten en -nu ook- gedachten tegen die wanstaat, die wanorde en die waanzin. Tegen de verregaande absurditeit ook van het (belgisch) materialisme en tegen het ontbreken van elk volks, nationaal identiteitsbesef bij de geestelijk uitgeholde en verpauperde massa!

Ik begin met de mij héél dierbare en vertrouwde, dichterlijke prozaschrijver, jeugdbezieler en opvoeder, die ik hier al twee maal heb voorgesteld: Ernest van der Hallen (1898-1948), wiens zestigste sterfjaar dit jaar is.

Twee citaten uit zijn 'Brieven aan een jonge vriend', die in zijn tijd én ook nu, volledig haaks staan op de lamme, verburgerlijkte en materialistische tijdsgeest:

"In de strijd is er geen gulden middenweg: het gaat er om boven of onder; we geven niets prijs of we vechten ervoor... Strijd is voor ons vreugde..."

"Wees radicaal, wees principieel; wees absoluut; wees hetgeen de burger noemt: extremist; geef uzelf zonder meten of rekenen, aanvaard de zogenaamde levensrealiteit niet en laat u niet door het leven aanvaarden; geef nooit het strijdbeginsel op."

Even radicaal en fel, maar in een ongemeen scherpe, politieke satire of aanklacht, klonk de stem van die andere Kempenaar en tijdgenoot van "de Nest", die heel andere, politiek wél verregaand geëngageerde tijdens de Tweede Wereldoorlog: Ward Hermans (1897-1992).

Over deze door 1914-'18 gelouterde en gerijpte frontsoldaat aan de IJzer én later fel politiek agitator in het interbellum, tijdens de tweede oorlog en nadien, schreef ik in het "Hulde-Album Ward Hermans", dat de vzw Were Di in 1982 uitgaf: "Ontstonden in de cel (1945-'55!) heel wat bittere opstandige verzen, dan ontpopte Ward zich na 1955 opnieuw als de actiefste en agressiefste polemist, de onvermoeibare aanklager van weleer. Naast talloze bitse, korte schimpstukjes - anekdotisch, pamflettair, soms enkele regels op een naamkaartje, bierviltje, tramkaartje- die kwistig werden verspreid over Vlaanderen, zoals zijn lezersbrieven, schreef hij ook enkele grote satirische gedichten, waarin de ondertoon toch altijd het leed, de diepe verontwaardiging draagt. Wat kon hem in de jongste jaren van Vlaamse loomheid en lafheid (1955-'1981), sterker bewegen dan de GRENZENLOZE DOMHEID VAN DIT VOLK, dat zich steeds opnieuw laat bedriegen?"

Eén voorbeeld van deze bittere satirica is het ongemeen heftig gedicht "Wat zijt gijlie vandaag een laf geslacht!", dat mij doet denken aan Pol de Monts: "Gij lammenadig ras van laffe stommeriken!" - (De jongste weken en maanden weer héél actueel!):

Wat zijt gijlie vandaag een laf geslacht!
Gij die het laatste laat gebeuren!
Nooit liet een ander voorgeslacht
Zijn eigen toekomst zo verbeuren.
Doch ook geen ander wordt nog ooit zo diep veracht!

Waar honderden voor 't eigen recht geslacht,
Die met dat recht niet langer lieten leuren,
Zich liever lieten door de kogels nog verscheuren,
Dan dat het verder voor hun ogen werd verkracht!

Wat zijt gijllie vandaag een laf geslacht!
Wij spuwen u, de lauwen, in uw laffe smoelen,
Opdat gij de verachting in uw vlees moogt voelen!
Vóór dat de laatste bloedgetuigen gaan,
Die sprakeloos en machteloos uw lafheid gadeslaan!

Bovenstaand gedicht, ondertekend "Tijl de Swarte", was Wards rekwisitoor - hoe goed herinner ik mij zijn felheid zonder maat! - tegen de Raad van State die in 1976 de 50/50-verhouding in de taalkaders bij de bestuursambtenaren (Nederlands- Franstaligen) op losse schroeven zette.

Ik beperk me deze keer tot de twee radicale gedachten van de zachtmoedige Ernest van der Hallen én de scherpe poëtische aanklacht van mijn vurige vriend, "de Ward". Over hém schrijf ik de volgende dagen-weken nóg. Alleen dit nog: als dichter is hij - méér nog dan Wies Moens, Vercnocke en Verschaeve, miskend, weggeduwd achter de coulissen van het volksvreemde, nutteloze en zinloze "Vlaamse" (="belgische") "literaire circuit". Anders luidde, vijftig-zestig jaar geleden van Stijn Streuvels, Willem Elsschot, Cyriel Verschaeve, Anton van Wilderode en - de humanitair-sociale - socialist en volkse verteller Lode Baekelmans!

zondag 16 maart 2008

Revolutie tegen het regime: gedichten als zweepslagen! (2)


Een echte, dagelijks ruim gevulde én kritisch-scherp uithalende weblog, zoals o.a. die van mijn strijdvaardige én scherpzinnige Voorpost-vriend Björn Roose en van Johan Sanctorum, kan ik, door vele andere literaire en journalistieke bezigheden, niet realiseren. Ik maak er echter, vanuit poëtische en cultuur-kritische achtergrond, wel lezenswaardige en actuele stukken van, in het spoor van de talloze culturele artikels die ik bijna dertig jaar lang heb geschreven in de toen "rechtse krant op de linkeroever", nu vervallen tot een ondraaglijk boulevard-blad zonder profiel. Ik vond nadien een betere weg bij 't Pallieterke!

Ik ga dus nu, één week na mijn eerste reeks anti-regime-gedichten van enkele van onze grootste Vlaamse, of altijd beter: Nederlandse dichters (Wies Moens, Van Wilderode, Aleidis Dierick en August Vanhoutte. Van deze gelegenheid maak ik dadelijk gebruik om de -hopelijk talrijke- betreders van mijn "
Utopia"-domein aan te sporen om massaal deel te nemen aan de "Staten-Generaal (van verzet) tegen het regime", die het KVHV nu maandag, 17 maart, om 20 u. organiseert in de UFSIA-gebouwen, aula R002, Rodestraat 14 in Antwerpen. Aan die strijdmeeting, afgewisseld met daverende liederen, gaat een "akademische" fakkeltocht vooraf, die om 19 u. aanvangt op de Groenplaats! De KVHV-studenten, huldigen een radicaal Vlaams én Diets nationalisme huldigen! Ikzelf, oud-student van het Gentse KVHV (al in de jaren 1960...), zal er bij zijn.

Als literaire zweepslagen plaats ik hier weer enkele waardevolle strijd-gedichten. Ik begin met de voornaamste én jongst gestorvene van zowat àlle volkse dichters: Albrecht Rodenbach (1856-1880), die zelf dé wekroep was, de "
noodhoorn" (René De Clercq) tegen het vijandige, Belgische regime. De eerste, echt strijdvaardige beweging tegen de volksvreemde Belgische onderdrukkers, was Rodenbachs Blauwvoeterie, die in 1903 uitmondde in het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS). Zijn gedichtjes op "strooibriefkens" " zijn nog actueel. Berten Rodenbach schreef ze tussen andere, op "strooibriefkens", in het jaar van de "Groote Stooringhe" aan het Klein-Seminarie in Roeselare (1875), en gaf die "dichtsprankels" door van hand tot hand; ze werden verder rondgestrooid. Ze onderhielden het vuur toen de "belhamels" niet met elkaar mochten spreken en leden onder de dwang... Ik diep er twee op uit mijn oude uitgave 'Gedichten', met de grote meerderheid van Rodenbachs poëzie, bezorgd door Ferdinand Rodenbach en ingeleid door Cyriel Verschaeve, grootste bewonderaar van het jonge genie (1944):

Stonden onder de dwingelandij
- ----------------------------------------------
Strooibriefkens
-------------------------
Schande den ontworden lande:
Vlaanderen kan en recht zich niet.
Schande, schande, meerder schande:
Vlaanderen kruipt en weet het niet.

Zij hebben onze tale geroofd,
't en was nog niet genoeg,
Zij hebben in ons den Vlaams gedood,
't en was nog niet genoeg.
Zij loechen en dreven den spot met ons,
't en was nog niet genoeg.
Nu zetten zij ons hunnen voet op den nek,
- 't en was nog niet genoeg
en proeven, na huichelen, dwingelandij...
Zegt, broeders, is 't genoeg!?

Albrecht Rodenbach

Een andere West-Vlaamse dichter, André Demedts (1906-1992), beminnelijk en zachtaardig mens, schrijver van boeiende historische romans én ook lyricus in weemoedige verzen, schreef het volgende gedicht van weerbaarheid en offerbereidheid:

Vlaanderen
-------------------
Wij zullen hen vernederen die u belagen
en zich verheugen in uw nood.
Wij willen voor u het laatste wagen
en uwe vrijheid zien voor onze dood.
En geen van ons zal ontwijken
wat hem zijn hart gebiedt,
noch aarzelen of wijken
voor armoe of verdriet.
Wij kunnen voor u het zwaarste dragen
en hongeren lange tijd;
achter het werk, achter het leed der dagen
zien wij het groeien van uw heerlijkheid
en dit belet ons moet te zijn of ooit te klagen
om wat zo vaak verloren schijnt in deze strijd,
om al de dingen die aan 't hart ons lagen
en die we om u hebben vaarwel gezeid.
Want door ons lijden en verzaken
en schoon en goed willen we u maken
en uwe vrijheid zien voor onze dood.

André Demedts
(uit 'Geploegde Aarde', 1934)

Wies Moens (1898-1982) - aan wie ik in feite drie boeken wijdde: een literaire monografie (1973), het Gedenkboek (1984) en de catalogus bij de tentoonstelling "
Honderd jaar Wies Moens" in het Antwerpse ADVN (1998) - kan uiteraard in een keuze van revolutionaire, nonconformistische gedichten nooit ontbreken. Hij was de grootste Dietse dichter van de 20ste eeuw. Van hem koos ik een minder bekend gedicht uit één van zijn - poëtisch en historisch- sterkste en mooiste dichtbundel 'Het Spoor' (1944), een indrukwekkend levensspoor, van zijn prille kindertijd tot het laatste oorlogsjaar (hier, in '44):

Met u, mijn Volk, durf ik te wagen nog
den stouten rit; doch zonder u, indien
gij staag uw welzijn zoekt in braaf gebuig.
Kom, spil den dag niet meer met beuzelwerk
aan hek en stijl, aan kribbe en ruif. Kom uit,
mijn treuzlend Volk! En moet ik met de zweep
u slaan, - u sch'oppen zelfs in 't zadel, weet:
mijn bars bedrijf gebeurt uit jonst alleen,
daar ik u zien wil, trots in 't open veld,
geharnast en te weer gelijk een held.
Niet lief is mij uw rug: van striemen rood;
maar dat gij voelen zoudt tot in uw ziel
de striemen branden, hef ik voort en voort
het bitse leder, dat mijzelven brandt.
Met u of z'onder u, altijd voor u",
was in den langen kamp mijn vaste leus.
Een knaap werd man. Zijn geest liet nimmer gaan
dit beeld van u: den wakkeren Wigant
die stijgt te ros en beurt aan sterke heup
d'eedle banier, een vlamsein over 't land!

(Uit 'Het Spoor', 1944)

Tot daar mijn poëtische zweepslagen op de ruggen van een verlamd, misleid en weerbarstig volk, vooral op de ruggen der "
Vlaamse" mooipraters, "onmanlijke" mannen, in het slechte spoor van Frans van Cauwelaert...!

zaterdag 8 maart 2008

Revolutie tegen het regime ! - Gedichten als zweepslagen


Zowel dit volksvreemde, anti-Vlaamse en anti-Nederlandse regime als de slaafse "media", die de jongste weken, veel meer dan voordien, de woorden "België", "Belgen" en "Belgisch" tientallen keren per dag opdringen, bij wijze van hersenspoeling tot in de waanzin van "Belgische kunst", "Belgische literatuur" en "Belgische muziek" toe (Klara, Canvas, VTM enz...) als de lakse, gematigde "Vlaamse beweging" hebben zweepslagen nodig. De eersten om hen uit hun onaanvaardbare machtspositie te verdrijven, de "Vlamingen" om hen op te jagen, kleur te doen bekennen en zich te verweren. Hopelijk komt die wil tot het slopen van deze wan-staat massaal tot uiting bij de verkiezingen van volgend jaar...

Alleen de radicale actie-groepen blijven zich duidelijk en in het openbaar verweren: de vurige studenten van het KVHV, die op maandag 17 maart e.k. een "
Staten-Generaal tegen het regime" organiseren in Antwerpen, met fakkeltocht (19 u., Groenplaats) en strijdmeeting in de UFSIA (20 u., aula R002, Rodestraat), het NSV dat op donderdag 6 maart, mét de steun van Voorpost en KVHV, een felle en talrijk gevolgde betoging organiseerde in Gent, de nooit aflatende militanten van Voorpost en de échte "IJzerbedevaarders" van IJzerwake. Ook het ANZ verkondigt op het komende 71ste Zangfeest in het Sportpaleis op zondag 20 april een duidelijk "Manifest voor Vlaanderen"; Allen samen slechts enkele duizenden, maar elk van ons, 'radicalen, principiëlen, absoluten en "extremisten" ' (naar Ernest van der Hallen!) is wel honderd slappelingen of laksen waard. Het OVV (Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen) en de VVB (Vlaamse Volksbeweging) roepen wel op tot "mobilisatie" maar komen noch radicaal, noch revolutionair op de voorgrond.

"
Zingen maakt van gedachten krachten" zei Cyriel Verschaeve terecht en sterke gedichten leiden tot felle (strijd)liederen. Naast onze kostbare en zéér omvangrijke schat aan volkse strijdliederen, van de felle én vrome Geuzenliederen (vooral het Wilhelmus en 'Het Beleg van Bergen-op-Zoom' (Merck toch hoe sterck...)) over "Daar is maar één Vlaanderen" (René De Clercq) tot Van Wilderodes "Volk, word staat!" wil ik aan lezers van dit Utopia-domein (een Utopia dat bestààt, zoals Van Wilderode het bestempelde) een reeks gedichten voorhouden, die ze moeten lezen en voorlezen. Goede sprekers kunnen er voordrachten mee houden. Ik doe dit met Van Wilderode, Wies Moens, Ernest van der Hallen e.a. Deze gedichten moeten zweepslagen zijn tegen België, voor een vrij Vlaanderen en - wat later- voor een herenigd Nederland!

Ik verdeel "
mijn" gedichten over enkele blog-afleveringen. Vandaag het gedicht "Volk, word staat", dat op het Zangfeest als derde lied zal worden gezongen, in het teken van het Van Wilderode-jaar (tien jaar na zijn dood). De muziek schreef Herman Elegast.

Volk, word staat!
----------------------------
Volk, word staat, word Vlààmse staat
doe de kansen keren,
wéér wie u met slechte raad
om de wille van de baat
averechts regeren
zoveel slechte heren!

Volk, word staat, word Vlààmse staat
dop uw eigen bonen,
vecht zolang uw haart nog slaat
tot het vaderland bestaat
waarin straks uw zonen
beter zullen wonen!

Volk, word staat! De oude eis
nu in de felle gebiedende wijs!
Eindelijk, eindelijk eindigt de tijd
van uw beschamende horigheid.
Eindelijk neemt gij het lot van uw land
stevig in eigen hand!

Volk, word staat, word Vlààmse staat!
om als volk te leven.
Nacht die naar zijn morgen gaat,
morgenlicht en dageraad,
dag die onbeschreven
ons wordt toegegeven!

Anton van Wilderode
(1918-1998)

Een krachtig gedicht dat nog sterker wordt door het lied, dat we op 20 april des te feller zullen zingen, wegens zijn strijdbaarheid en zijn treffende actualiteit!

In dezelfde toonaard van verweer tegen "
Belgisch" - of eigenlijk Frans - knechtschap, in Groot-Nederlandse of gewoon Dietse, Nederlandse geest, klinkt het grote gedicht "Al waart gij allen klein..." van Wies Moens (1898-1982), dat mijn naamgenoot-geschiedschrijver Pieter Jan Verstraete treffend toepaste op Karel Dillen zaliger in zijn jongste, herwerkte en aangepaste, biografie van deze Vlaamse politicus, die rebel bleef (2007). Ik trof het ook aan in een bloemlezing met revolutionaire poëzie, "Gelaat der Dichters", samengesteld door de grote Nederlandse dichter Henri Bruning en uitgegeven door 'De Amsterdamsche Keurkamer' in 1944, nog helemaal in de geest van "De Nieuwe Orde", die ook aanleiding gaf tot veel sterke en waardevolle gedichten, in Noord- en Zuid-Nederland. Al zal het nog lang duren eer de letterkundige, historische en stilistische waarde van die sterke, rebelse en andere poëzie "officieel" wordt erkend, dat dan om "politieke" redenen.

Al waart gij allen klein....
-----------------------------------
Al waart gij allen klein, kortzichtig tot het eind,
al zoudt gij mij ten muur verwijzen, wreed en dom,
nog rukt' ik laatste kracht bijeen en riep:
ik ben uzelf, mijn volk, - dat leefde in mij,
en weinigen met mij, den geest vervuld
van 't recht verlangen der geslachten die,
door damp en rook, stuurden u deinend schip
ter hoge zee!

Gejukt, aan vreemden dienstbaar, stondt gij vrij in mij.
Beguicheld en begekt, verhieft gij u in mij.
Gestoten getrapt, verwon uw wil in mij.
Verworpen, vondt gij steeds uw troon in mij.

Dit is mijn tr'ots, o volk:
dat ik uw beeld heb in mijn ziel gedragen,
gaaf en schoon, wijl gij u krenken liet
en bracht den krenker eer en dank daartoe;
niet ik alleen: een luttel hoopje nog
van mannen die voor goud noch lauwerkrans
te koop zijn, liever wolf in 't bos
dan vette hond, de keten om den hals!

Rooft gij den dag ons, blind, met dolle hand
eens zingen harde ploegen onze trouw:
"Wijl knechtschap in deez' gouwen 't merg verdierf,
duldden zij nooit of nimmer àndren band
dan den onbreekbren, door God zelf gesmeed,
den wezensband, die hecht op leve' en dood
de kindren samen van één vaderland.
Zij waren 't volk geheel, daar 't zwoer in hèn,
te zijn volkomen naar den wil van Hem
die gaf élk volk een eigen aangezicht,
ten klaren spiegel van Zijn eeuwig licht.

WIES MOENS
( uit 'Het Vierkant', 1938)

Even actueel en zéér toepasselijk op elk Belgisch of "
Belgisch-Vlaams" compromis is de volgende, sterke waarschuwing van de felste anti-Belgische, want Dietse dichter René De Clercq (1877-1932)

Niet met elkendeen
--------------------------------
Sluit niet, tegen uw geweten,
Om de macht een slecht verbond.
Die uit elke teil kan eten
Is de echte hond.

Die naast elke knie kan knielen
Heeft een slavenaard.
Slechts een volk van hoge zielen
is der vrijheid gaven waard.

René De Clercq
(uit "De Noodhoorn",
zesde druk, 1975)

Spot en scherpe satire waren het waarmerk van De Clercq krachtige en zangerige poëzie.

In mijn rijtje van volksverbonden en strijdbare dichters hoort er één niet thuis, die ik nochtans bijzonder graag lees en waardeer. Ik haal hem hier even uit de vergetelheid - zoals het in Vlaanderen met vele gote dichters en schrijver gebeurt -: de satirische, pessimistische en illusieloze, Oostendse dichter August Vanhoutte (1889-1936), voor wie de schoonheid van poëzie, wellicht een zeldzame troost voor hem, de tragiek van zijn eigen, korte leven en dat van zovelen wat deed vergeten. Met één van zijn talrijke vormvast en klassieke kwatrijnen - die hij dagelijks schreef! - besluit ik. Het is geslaagde en juiste schimpscheut op de bedenkelijk en bedrieglijke - dus wel "
Belgische" in het achterhoofd - democratie. Elke "Vlaams-Belgische" "leider" zou het onder de ogen geduwd moeten krijgen!

Democratie
------------------
Sluit u bij fracties noch partijen aan.
- Weet, elk van hen legt het derwijze aan
Opdat het volk 't volk uitbuit voor den volke,
Terwijl de leiders aan het schransen gaan.

August Vanhoutte
(uit 'De verwarde kalender, 1938)

zondag 2 maart 2008

De Katharen: rebellen tegen kerkelijke en staatse macht



Na herhaaldelijk één der zuiverste, radicaalste en veelzijdigste gestalten uit onze Vlaamse, Dietse ontvoogdingsbeweging in een helder licht te hebben gesteld, mét de blijdschap dat er, vanuit academici, studenten en nationalistische groepen, opnieuw een toenemende aandacht is gegroeid voor hém, de vroeg gestorven romanticus en idealist Ernest van der Hallen, komt mij -dank zij een colloquium daarover- een andere, "afwijkende" en opstandige groep van mensen voor de geest. Wees niet verbaasd: ik, overtuigd nationalist, Dietser én katholiek (al koos ik in 't Pallieterke voor een Geuzennaam...), haal hen en hun beweging, te voorschijn uit ... het middeleeuwse Frankrijk: de katharen of Albigenzen (naar de Zuid-Franse stad Albi)! Op zaterdag 1 maart organiseerde het Davidsfonds immers in Antwerpen een colloquium over hen en over hun -christelijke!- Gods- en wereldbeschouwing. Voor het katholieke Davidsfonds - als dat nog zo is ... - is dit wel een ongewoon thema.

Ik weet het wel: Nest van der Hallen was en bleef een trouw katholiek, spijts de hevige vervolging door het Belgisch episcopaat van "zijn" diepgelovig AKVS, dat het echter waagde zich tot het Vlaams-nationalisme te bekennen, reeds in 1925, 80 jaar voor het huidige, strijdbare KVHV! Omdat hij een vrije, zelfstandige jeugd- en studentenbeweging nastreefde, vrij in optreden (het "gevaarlijke" nationalisme) en werking, maar zuiver christelijk, werden hij en zijn AKVS zwaar tegengewerkt door de kerkelijke en wereldlijke overheid. De - Belgische! - brandstapel ontbrak er nog aan!

Gnosticisme

De Katharen van de 12de en de 13de eeuw, die hun aanhangers en verdedigers vooral verzamelden in het uiterste zuiden van Frankrijk -"la fille ainée de l' Eglise"- waren wel felle en zeer standvastige rebellen tegen de oppermachtige katholieke Kerk en -twee handen op één buik- tegen de centraliserende Franse centraliserende staat, in de persoon van zijn - meestal tirannieke - koning. Zij weken van de katholieke leer en overlevering af omdat zij hun godsdienst baseerden op de leer van het gnosticisme, die ontstond in de eerste eeuwen na Christus. Eén van de belangrijkste bronnen voor de katharen was de theoloog Origines (185-254). Het katharisme behoort tot een historische continuïteit, die minstens even oud is als het orthodoxe katholieke geloof: het gnosticisme.

Dit woord is afgeleid van het Griekse "gnosis" (kennis, weten). Het "katharisme" stamt van het Grieks "katharos" (rein, zuiver) en verwijst ook naar "katharsis", d.w.z.: loutering. Deze aparte, maar niet minder christelijke vorm van geloof en geloofsbeleving - met o.a. ook geloof in de reïncarnatie of wedergeboorte - legde de nadruk op het streven naar zuiverheid en volmaaktheid: de besten in dat streven waren "les parfaits" ("perfecti"=volmaakten). Even belangrijk was de kennis van zichzelf en de openbaring van God. In Zuid-Frankrijk kwamen de katharen, onder wie (rijke en machtige) edellieden, burgers en kooplui, naast eenvoudige handwerkers, tot grote bloei in de 12de en 13de eeuw. Het was de tijd van de predikingen van de H. Bernardus van Clairvaux en van de H. Dominicus (Domingo de Guzman), die de "afgedwaalde ketters" moesten terugbrengen naar de "Moeder-Kerk" ... De kerkelijke overheid - in Rome en in Frankrijk - vreesde en haatte deze "afwijkingen" en bestreed ze reeds sinds de eerste eeuwen na Christus.

Inquisitie

Pas in 1229 werd de Inquisitie door de Kerk ingesteld door het Concilie van Toulouse en zo konden kerkelijke machthebbers "carte blanche" geven aan wereldlijke uitvoerders - in die tijd massale kruisvaarderslegers om de "afvalligen" te straffen. En dat kwam in veel gevallen neer op de ... brandstapel. Voor het woord "ketter" (hérétique) sidderde en beefde iedereen in de Middeleeuwen, ook de machtigsten. In heel Zuid-Frankrijk vonden de katharen, vanaf het begin van de 12de eeuw - de grote bloeitijd van de Romaanse kunst! - een ontvankelijke voedingsboden in het vrijheidslievende Occitanië, de Languedoc (= de streek van de "langue d'oc", de Occitaanse taal) met steden als Carcassonne, Montpellier en Toulouse en verscheidene andere gewesten ten noorden en in de Pyreneeën. De koningen van Frankrijk en zijn machtige vazallen vreesden voor de uitbreiding van de kathaarse beweging die, met de landheren van Occitanië naar meer zelfstandigheid van dit gebied streefden. Omstreeks 1200 werd een gigantisch kruisvaardersleger, geleid door de wrede Simon de Montfort naar de opstandige, "ketterse" streek gestuurd. Prachtige en sterke steden als Béziers en Carcassonne werden veroverd en de inwoners het slachtoffer van massamoorden! Montfort zette zijn verwoestende tocht verder tot de katharen zich moesten overgeven. Na de overgave van het onneembare kasteel van Peyrepertuse en van Toulouse bleef nog de hoofdzetel van het katharisme, de burcht van Montségur, als laatste bolwerk - de "synagoog van Satan" - over. Meer dan een jaar lang boden de "parfaits" daar weerstand. De belegerden gaven zich over in maart 1244 en kort daarna betraden 225 katharen, die hun geloof niet wilden afzweren, zingend een immense brandstapel aan de voet van de "pog" (heuvel). Een zware slag voor de kathaarse Kerk. Haar organisatie werd onthoofd. Elf jaar later, in 1255, vielen de burchten van Quéribus en Puylaurens. Dat waren de laatste militaire acties van een oorlog die 45 jaar het land teisterde en ongeveer één miljoen slachtoffers eiste.

Hoge cultuur en verdraagzaamheid

De Occitaanse adel legde de wapens neer, sommige edellieden vluchtten naar het buitenland. Het katharisme bleef clandestien voortleven. Grote verantwoordelijken voor de harde, onverzoenlijke "kruistochten" tegen de katharen waren paus Innocentius III en de Franse koningen Filips-Augustus, Lodewijk VIII en Lodewijk IX, die eigenlijk alleen Noord-Frankrijk bestuurden terwijl het Zuiden in handen was van Occitaanse, Provençaalse en andere graven. Deze laatsten wilden hardnekkig de zelfstandigheid van hun - cultureel en artistiek - veel hoogstaander land, dat zeer gesteld was op zijn vrijheidsliefde en verdraagzaamheid, vrijwaren. De grondleggers van de hoofse minnelyriek en de vertellers ook van de grootse, epische Graal-romans (de Graal, de kelk waarin Jozef van Arimatea het bloed van Jezus opving ...) waren de troubadours of "trouvères" in de Provence en de Languedoc, o.a. Chrétien de Troyes. Die eerste poëzie van hoog niveau (12de-13de eeuw) bereikte onze Germaanse gewesten via de Limburgse hoofse dichter Heinrijc van Veldeke, die deze traditie doorgaf aan de Duitse "Minnesänger", zoals Harmann von Aue en Walther von der Vogelweide.

Elke vergelijking loopt natuurlijk wat mank, maar toch zijn er gelijkenissen tussen de strijd van de katharen en die van de christelijk-gelovige flaminganten, Vlaams-nationalisten en Dietsers tegen de tirannieke, volksvreemde Noord-Franse staat, die België was en is.

Ik weet het, mijn verhaal loopt lang uit, maar ik wil het a.h.w. samenvatten in een ballade die ik na mijn zomers verblijf in de Languedoc en met name in Corbières, streek van katharen en van heerlijke wijnen, eind augustus 2007 heb geschreven. Wie een sterke, historisch goed gefundeerde, fantasierijke én magisch-realistische, Vlaamse roman over deze heroïsche gebeurtenissen wil lezen, moet teruggrijpen naar "Op weg naar Montségur" (1978) van Valère Depauw. De auteur was ooit een Vlaamse én een Europese volksnationalist. Hij schreef over de strijd van kleine mensen en volkeren in het Avondland, o.a. ook over de Bretoense strijd, in 'Breiz Atao'. Jammer genoeg is de uitgeverij Orion (Brugge) die dit boek, één der beste van Depauw, uitgaf, jaren later verdwenen. Misschien vinden mijn lezers het nog in een goed antiquariaat...

Hier volgt de ballade:

Ballade van de katharen
-------------------------------------

In Frankrijks ruwe zuiden, in de verre Languedoc
trokken wij, langs bossen en van stad naar dorp,
terwijl wij dachten aan die verre , donkere tijden,
toen de trotse volksgetrouwen, de "perfecten",
een storm van wreedheid en van onheil wekten.
Kerk en koning wilden kost wat kost vermijden
dat dit land het eigene en ware zou belijden!

Ruw grepen Franse heren van de staat en Kerk
naar het "beproefde wapen" van die tijden:
een "kruisvaart" tegen die katharen, christenen
met diep geloof en zuiver streven, de gewijden
van een beter leven, aan land en volk getrouw.
Die eigenheid, dat eerlijke verweer: een klauw
was 't in het oog van staatse, Franse macht

De Occitanen van de twaalfde eeuw, al even trots
als hun zuidelijke, felle buren, Catalanen,
in taal en teken al evenmin zo Spaans
als ooit de Occitaanse katharen Frans!
Het werd een felle strijd, een hopeloos verweer
tegen Simon van Montfort, harde heer
in dienst van Franse en kerkelijk-Roomse macht.

De inquisitie, etterende wonde op 't gelaat der Kerk,
werd in het Occitaanse land geboren en zaaide
eeuwen lang verderf en dood over 't christelijke Westen.
Maar het kathaarse vuur werd niet gedoofd:
geloof en trouw, besef van eigenwaarde,
die deugden bleven smeulen, in Frankrijk,
maar ook in andere landen, tot in Vlaanderen.

Erik Verstraete

(Languedoc, oogstmaand 2007)

(Reacties op deze tekst en alle andere teksten zijn van harte welkom en zou ik zelfs ten zeerste waarderen. De reactiemodule op deze blog is daarvoor gemaakt.)
Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland