vrijdag 9 mei 2008

Meimaand ook Alice Nahon-maand


Reeds in de eerste weken dat ik teksten, gedichten en commentaren schreef voor dit "Utopia" - een eerder ongeregeld internet-dagboek dat beantwoordt aan het voor een dichter of dichterlijk journalist toepasselijk paradigma van Guido Gezelle: " 'k Zal mij van te dichten zwichten, als 't mijn hert niet wel en gaat" - kon ik het niet laten aandacht te schenken aan en een oude -van mijn ouders geërfde- genegenheid te laten blijken voor Vlaanderens populairste, meest gelezen en meest bewonderde dichteres: de voortijdig overleden Antwerpse Alice Nahon (1896-1933). Nu is de tijd wéér rijp om deze lieftallige, vurige en zeer begaafde dichteres, die ook een felle flamingante was, te gedenken. Op woensdag, de 21ste van deze stralende meimaand, is het immers 75 jaar geleden dat zij overleed, nog geen 37 jaar oud, ten gevolge van hoge koortsen, veroorzaakt door haar chronische bronchitis... Dus niet ten gevolge van tuberculose. Meimaand is in Vlaanderen ook dé dichtersmaand, want Alices grote Voorbeeld, Gezelle, werd op 1 mei 1830 geboren, nóg tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden...

Mijn eerste aandacht voor haar wordt dit jaar een diepgaande en vooral poëtische lezing over haar leven en werk, die ik zal houden in Kortenberg (bij Brussel) op vrijdag 16 mei e.k., in het gezelschap van Jean-Emiel Driessens, stadsgids van Antwerpen, die gedichten van het lieve "
Liske" voordraagt. Wie deze "Voordracht in twee stemmen" wil bijwonen, kan contact opnemen met de organisator, Luk Van Biervliet, via e-post: luk.van.biervliet@scarlet.be.

Wie in de tweede helft van de voorbije eeuw haar bekende, gevoelige en vooral weemoedige gedichten nog eens wilde (her)lezen, zo vanaf de jaren 1960-'70, kon meestal niet meer terecht in boekhandels of antiquariaten: van haar tijdens het interbellum zoveel verspreide dichtbundels, 'Vondelingskens' (1920), 'Op Zachte Vooizekens' (1921), 'Schaduw' (1928) en 'Maart-April' (1934) en van haar 'Verzamelde Gedichten' (1934 en '52) viel daar heel zelden nog een exemplaar aan te treffen. Daarom richtte de Antwerpse uitgever Gustaf Janssens van de "
Stichting Mercator-Plantijn" zich tot mij in 1983 - toen het vijftig geleden was dat Alice overleed - met verzoek een uitgave met haar verzamelde gedichten samen te stellen, mét een biografische inleiding én een benadering van haar poëzie, die haar zo na aan het hart lag. Aldus geschiedde: ik zorgde voor een verzorgde uitgave, niet met de - recentelijk zo beklemtoonde- "frivoliteiten" van Alice, maar met veel aandacht, inhoudelijk en stilistisch, voor haar verzen.

Ten onrechte hebben collegae-dichters, als Paul van Ostaijen en Martinus Nijhoff denigrerend en zonder begrip over haar poëzie geschreven. Daarbij gingen zij vooral uit van haar eerste twee bundels, 'Vondelingskens' en 'Op Zachte Vooizekens': Nahons melancholie, haar tederheid, haar eenvoud en haar ongekunsteldheid lagen hun niet. Juist dat dienende dichterschap, dat een rijpere en mooiere gestalte kreeg in haar derde bundel 'Schaduw' en in het postuum uitgeven 'Maart-April' was Alices ideaal. Zij getuigde daarover op één van haar laatste levensdagen, toen de hoge koortsen haar folterden en uitputten, tot de bevriende romanschrijver Lode Zielens: "
Mijn verzen, ze zijn distillatie van eenvoud. Ik zwoeg over elke regel om hem maar zo simpel mogelijk te krijgen zodat Jan en alleman hem kan verstaan. Mijn taalonderwijs gaat maar tot mijn elfde jaar... Ik weet niet hoe het gekomen is dat ik begonnen ben met verzen te schrijven. Ik kende van Gezelle toen slechts één liedje. Gezelle was toen slechts een fictieve naam voor mij." - Poëzie, en met name haar eigen ongeschoold, maar dienend dichterschap, was voor haar een "tenger en sterk mirakel". Ik besluit deze eerste benadering van Alice Nahon en haar poëzie met haar vrij lange, maar mooie en diepzinnig-beeldende gedicht "Poëzie" (uit 'Schaduw', 1928). Tegen de herdenkingsdag van haar overlijden, de 21ste van deze stralende Bloeimaand - die in 1933, op die Pinksterzondag, ook zo stralend was...- wijd ik nog één bijdrage aan Alice.

POËZIE
---------------
Poëzie,
tenger en sterk mirakel,
dat zich voltrekt boven een trosselke woorden,
boven een enkele zin,
boven een luttel woord;
ach trosselken,
ach woordenrei,
ach woord weiger van waarde,
wie heeft uw geest gewekt
en over wrokkige aarde
doen heilichten
- Gods blik die gloort -?

Dat is de tere, koninklijke kracht
uit eenzaamheid geboren
- eeuwigheidsnood -
aandachtige engelen in de nacht te zien
gracielijk schrijden over de logge dood.

Zie hoe die woordgestalte rijst
achter der engelen voet,
hoe zij ze beuren op hun vleugelenstoet
tot zij, in 't licht getild,
de schone steun verlaat
en in gestuite vaart
op hemelbogen staat.

Mystieke luister maakt heur lijf subtiel
zodat ze tijd en vormen overwint
en vloeiend van gebaar
en vol beweeg als wind
in smalle spanne diepe tochten doet,
mirakuleuze reizen
naar de abiemen van 't gemoed.

Maar is zij deze ijlte doorgestraald,
voert zij geen zielen mede blijde en lichter,
dan knielt aan de overzij
beschaamd v'o'or heuren voet
Gods droeve tovenaar
de dichter.

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland