dinsdag 10 maart 2009

Hadewijch en Lucienne Stassaert: van lente en minne!


In mijn Utopia-tekst van 4 maart jl. heb ik beloofd niet meer zo lang te zullen wachten met nieuwe poëtische en satirische bijdragen -Diets en Vlaams-nationalistisch gekleurd uiteraard - te zullen "posten" naar hopelijk zo veel mogelijk geïnteresseerden. Dat doe ik dan nu. Belofte maakt schuld! Ik tracht me voortaan aan een frequentie van één of twee maal per week te houden. Velen lezen dit utopisch en poëtisch internet-verhaal en ik hoop dat er ook enige reacties zullen komen!

Vandaag wijd ik aandacht aan twee Vlaamse - beiden in wezen Dietse- dichteressen: de 13de-eeuwse, Brabantse (Antwerpse) mystica Hadewijch, één der grootsten van de wereldliteratuur!- én de moderne, zéér gedreven en hoog begaafde Antwerpse: Lucienne Stassaert (° 1936), wier bundel "In de laai van het vuur - Camille Claudel" werd bekroond met de Dr. Ferdinand Snellaert-prijs van de VVNA (Vereniging van Vlaams-Nationale Auteurs). Camille Claudel, zuster van de beroemde, uitgesproken katholieke schrijver, was als beeldhouwster één der grootste Franse en Europese kunstenaars van de moderne tijd. Zij was een zeer rebelse en nonconformistische vrouw, die hevig vocht om haar rechten als kunstenares. Verstoten en naar een psychiatrische instelling gestuurd door haar moeder en broer, leidden woede en verbittering haar naar een - tijdelijke - waanzin! Zij is één der kunstenaressen en bijzondere vrouwen die de bewondering en het inleveringsvermogen van dichteres Lucienne Stassaert wegdragen. Andere speciale vrouwen, kunstenaressen van wereldformaat zijn Hadewijch, de Amerikaanse dichteressen Emily Dickinson, Sylvia Plath en Rachel Baes, schilderes en bewonderaarster van Verdinaso-leider Joris van Severen! Stassaert vertaalde poëzie van Dickinson en Plath, schreef gedichten bij schilderijen van Rachel Baes en evoceerde op aangrijpende wijze het tragische leven van Camille Claudel. Wat nu de grootste en wonderlijkste kunstenares van allen betreft, Hadewijch, van haar hertaalde Lucienne een twintigtal gedichten en liederen, uit de "Mengeldichten" en "Strofische Gedichten". Op een voorbeeldige wijze en met een sterk inlevingsvermogen brengt zij de, door de hoofse "Minne" geboetseerde maar tot God gerichte gedichten nader bij - verstandige en schoonheidsgevoelige - lezers in een prachtig uitgegeven boek, dat, onder de titel "Minne is wonderzoet in al haar stormen" (in Hadewijchs "Diets" of Middelnederlands: "Dat suetste van minnen sijn hare storme") bij de Leuvense Uitgeverij P verscheen. Door haar hertaling van de diepzinnige Minnepoëzie van Hadewijch, bevestigt Lucienne Stassaert het eeuwige karakter van de lyriek van haar grote voorgangster.

Waarom verbond ik nu de grote, mystieke Minne - op wereldlijke, hoofs-middeleeuwse lijst geschoeid - met de lente in de titel? Omdat, enerzijds en algemeen-menselijk bekeken, de lente, de ontluikende natuur het verlangen naar - geestelijke én lichamelijke én erotische liefde - opwekt. Anderzijds gebruikt Hadewijch, in haar hevige hunkering naar de grote Minne voor God, een aangename natuurverrukking als zgn. "Natureingang" om dan, tegengesteld aan dat heerlijke, "warme" natuurbeleven, de grote eenzaamheid en de "ijskoude" nood van de minnaar (minnares) weer te ondergaan. De Minne was voor haar, na en naast een zeldzame, intense vreugde, meermaals en overvloedig een kwelling en een marteling, omdat ze de volheid, de goddelijke diepte en schoonheid ervan, niet bereiken kon. Ik geef een voorbeeld van een "Natureingang" (Duits voor "natuuropening" van het gedicht) uit één van haar "Strofische Gedichten" (XVII) én van de daaropvolgende plotse nood om het onvervuld verlangen naar de Minne. Daarna volgt de mooie vertaling van Lucienne Stassaert:

HADEWIJCH (uitspreken: Hadewig)
--------------------
ALS HEM DIE TIJT VERNUWEN SAL
-------------------------------------------------------
1.
Als hem die tijt vernuwen sal,
Nochtan es berch ende dal
Wel doncker ende ontsiene overal;
Doch gheer die hasel bloyen.
Al hever die minnare ongheval,
Hi sal in allen groyen.

2.
Wat hulpet hem bliscap ochte tijd
Die gherne in minnen name delijt,
Ende niet en vint, inder werelt wijt,
Daer hi met trouwen op mach rusten
Ende wil vri toe segghen: "lief, ghi sijt
Die minen gront mach custen".
-------------------------------------------------------

ALS HET SEIZOEN ZICH VERNIEUWEN ZAL
--------------------------------------------------------------------
1.
Als het seizoen zich vernieuwen zal,
Ofschoon het in berg en dal
Nog donker en kaal is overal,
Gaat de hazelaar toch al bloeien.
Al heeft de minnaar tegenval,
Hij zal in alles groeien.

2.
Wat helpt hem blijdschap of lentetijd
Die zich 't liefst in 't minnen zou hebben vermeid,
Maar niemand kan vinden, wereldwijd,
om in vertrouwen bij te rusten
En tegen te zeggen: "Lief, gij zijt
Diegene die stilt mijn diepste lusten."

Hadewijch moet dit gedicht - dat hier niet volledig is afgedrukt - hebben geschreven bij het ervaren van het prilste lentegevoel, (eind januari of februari), als de wonderbare "toverhazelaar" ontluikt en gaat bloeien!

2 opmerkingen:

Unknown zei
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
Unknown zei

Wist u dat de Historische Uitgeverij op 18 maart het boek Liederen (eerste boek van de serie Hadewijch verzameld werk) presenteert in Gent? Bezoek voor verdere gegevens
http://www.historischeuitgeverij.com/lezingen&symposia

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland