maandag 18 mei 2009

Kerselaar


Naast de weemoedige herfstmaand september, waarin 't nog fel zomeren kan, is deze Bloeimaand - de meimaand waaraan ik, nu weeral 15 dagen geleden een zowel op de strijdend-Vlaamse actualiteit als op de lentelijke mei-poëzie geënte bijdrage heb gewijd (4 mei) - wel de meest bezongen "prinses" in de reidans der maanden en dat in de literatuur van de hele wereld. De jubel, de intense vreugde om de openbarstende natuur, liet ik hier uit de pennen van Goethe, Heine en Gezelle weerklinken (naast mijn eigen "Merel in Mei").

Voor onze grootste "moderne", romantisch-klassieke dichter Guido Gezelle (1830-1899) was de bloesemende, bloeiende mei een verademing en een bevrijding van de pijnlijke tegenslagen in zijn leven als priester, leraar, dichter en journalist. Na het "kleengedichtje", dat ik op 4 mei citeerde (" 't Was in de blijde mei,/ ei, ei....") haal ik hier het heerlijke gedicht "Meidag" aan, dat de dichter schreef op de eerste dag van de Bloeimaand 1895, toen hij 65 werd. Ik doe dit met een persoonlijke toets: op donderdag 14 mei jk. werd ikzelf 65... Op die dag heb ik geen verrukkelijke lyrische lofzang geschreven, wél een satirische ballade, een stuk levensverhaal van mezelf én een korte typering van de zestien gasten ("groepsgewijs"...), die in mijn woning (appartement) in Berchem tesamen kwamen.

MEIDAG
---------------
De kerselaar zijn trouwgewaad
heeft aangedaan:
vandage moet hij, meidag is 't
ter bruiloft gaan.

Elk taksken is een priem nu, die
bewonden, wit,
tot tenden, in een' witte schee
van blommen zit.

Beruwrijmd, was hij schoon, wanneer
de winter woei:
veel duizendmaal is schoonder nu
zijn bloemgebloei.

Te winter was zijn' schoonheid als
een' beeltenis
des levens, koud en ijdel, zoo
de schaduwe is.

Geen schaduwbeeld en is hij nu,
geen schijn, maar al
dat schoon is, al dat levende, en
dat liefgetal.

't Is bruiloft, en 't is zonneweêr:
de zomermeid
den bruidegom verwacht, die haar
was toegezeid.

Guido GEZELLE
1.5.1895
(uit "Rijmsnoer")

Beste vrienden, geestverwanten en geïnteresseerde lezers van mijn Internet-Utopia: mag ik jullie verzoeken om af en toe eens een commentaar(tje) te zenden op al deze poëtische ontboezemingen en beschouwingen?

Volgende maal, nog vóór het einde van deze "Vrouwenmaand", druk ik hier nog een ontroerend sonnet af van een - ten onrechte - heel weinig bekend, maar zéér begaafd dichter: de Oostendenaar August Vanhoutte (1889-1937). Dit gedicht, een geestdriftige lofzang op de openbloeiende natuur, steekt verrassend af tegen zijn overwegend bittere poëzie.

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland