De 11-juli-vieringen of, zeer oppervlakkig en officieel-correct, de "feesten van de Vlaamse Gemeenschap" zijn voorbij en ze waren weken bezig. De officiële, georganiseerd door districten of gemeenten (steden), waren meestal inhouds- en stijlloos. De betere radicalere en niet correcte voerden de hoofdtoon. Meest strijdbaar en toch beheerst was de wandeling van Luc Vermeulens
Voorpost door de Vlaamse (Brabantse) randgemeenten rond Brussel, die steeds verder worden verfranst, met name door Wezenbeek-Oppem! In Antwerpen organiseerden de "
Gulden Senioren" hun al traditionele Sporen-herdenking op het sfeervolle Hendrik Conscience-pleintje, aan de luisterrijke, barokke Sint-Carolus-Borromeuskerk. Het programma van deze nationalistische Sporen-viering omvatte een herdenking van Herman van den Reeck, de jeugdige flamingant, die op 11 juli 1920, nu precies 90 jaar geleden, bij het verdedigen van de leeuwevlag van de Vlaamse meisjes van "Klimop", door een brutale politieagent werd neergeschoten en bezweek. Declamatrice Walda van Onckelen presenteerde, samen met Renaat van Beeck. Beiden droegen het wel bekendste Van den Reeck-gedicht van een hele reeks voor, dat van Wies Moens: "Aan Herman van den Reeck, gevallen voor de zaak op 11 juli 1920", dat als volgt begint: "In mijn stille, witte cel/ is het bericht van uw dood/ als een nieuw parool/ dat scherpe lippen fluisteren in den nacht./ (Die het wachtwoord ontvangt,/ hij zet zijn leven tot een bolwerk er om heen.)" Ook andere expressionisten, Paul van Ostaijen, Marnix Gijsen, Victor Brunclair, René De Clerck brachten hulde aan de jonge Van den Reeck en gispten de belgische moord op een jonge Vlaamse student. De gasttoespraak werd gehouden door Erik Stoffelen, voorzitter van het
ANZ. Erik haalde uit naar de "onmogelijke staatshervorming": "DeWever en Di Rupo: water en vuur..." en hekelde scherp de ontoelaatbare inmenging van Albert II, die in Brussel bevel gaf om leeuwenvlagjes uit de handen van kinderen en volwassenen te rukken! Vóór de pauze werden muziek en zang van "", dé nationalistische en Heel-Nederlandse formatie van
Radio Rapaille, zeer gesmaakt.
StandrechtHoogtepunt werd, om 16.30 u. -spijts de hitte- een grote studentencantus van drie nationalistische studentengilden: het
KVHV, de
NSV (Nationalistische Studentenvereniging) en de
NJSV (Nationalistische Jongstudentenvereniging). Voor oud-studenten en andere zanglustigen hartverwarmend! In volle vrijheid en los van brutale inmenging van de stad Antwerpen, zoals in 1920, kunnen we nu bogen op radicaal-volkse, Vlaams-nationalistische en Dietse vieringen.
Geheel anders was het in de 19de eeuw, toen letterkundigen, onderzoekers en dichters, schoorvoetend een Vlaamsgezinde én -na de onwettige muiterij van 1830 die tot de jammerlijke afscheuring van ons Verenigd Koninrijk der Nederlanden leidde -ook orangistische, Heel-Nederlandse stem lieten horen: de literatuurvorsers en ontdekkers van oude schatten, zoals volksliederen, epiek en lyriek: Jan Frans Willems, Ferdinand Augustijn Snellaert, Prudens van Duyse, Johan Alfried de Laet, Blommaert, Ledeganck e.a. De bekendste, dichterlijke wegbereider voor onze ontvoogding, vóór Verriest en Rodenbach, ook in journalistieke geschriften, blijft Guido Gezelle (1830-1899). Na Hendrik Conscience, in diens "De Leeuw van Vlaenderen" (1837), evoceerde hij, in zes gedichten, "Groeninge'ns grootheid of de slag der Guldene Sporen". Dat deed hij in 1894. Het bekendste van deze strijdvaardige, in wezen nationalistische, gedichten, zingen we jaarlijks méér dan eens, op de krachtige muziek van Jef Van Hoof en onder de titel "Groeninge": Het vlaamsche heer staat immer pal,/ daar 't winnen of daar 't sterven zal:/ alhier, aldaar, aan lange lansen,/ de leeuwen dansen." Ik ga niet verder, want iedereen kent de tekst door het lied. Met sarcastisch genoegen, vrij ongewoon voor hem, beschrijft Gezelle het gevecht zelf: "Harop! De goedendag/ slaat! slaat!/ Harop! den goeden slag/ slaat! slaat!// Ruimt bane, eer, op/ uw' vuile schansen,/ den doodendans/ de leeuwen dansen!// Harop! Den goeden slag/ slaat! slaat!/ Harop! de goedendag/ slaat! slaat!// Door hooge en leege/ en liên en lansen,/ den zegedans, den zegedans/ de leeuwen dansen!// Harop! Den - goeden - dag!" De brave, maar eigenzinnige en hoogbegaafde taalkenner en flamingant besloot zijn vijfde gedicht met triomfantelijk genoegen: "De peerdehoeven staan in 't zand,/ te Leyewaard gedreven;/ maar keerwijs om, naar 't zuiderland,/ geen twee, geen één op zeven; ter Vlamingvaart zoo wilde elkeen:/ ze gingen al, 't en keerde geen!"
Het Consciencepleintje kleurde op 11 juli wel geel van de leeuwenvlaggen, maar, spijts de Dietse accenten, viel er geen enkele orane-blanje-bleu-vlag te bespeuren...