maandag 3 november 2008

De doden léven


Allerheiligen en Allerzielen: twee oude bezinningsdagen die ons op de weg naar het leven na de dood, naar het "hiernamaals" verplaatsen. Die wonderlijke dagen zijn nu voorbij, maar de hele maand november is een dodenmaand. Ooit werd ze "slachtmaand" genoemd door boeren en veehouders, wegens het slachten van het vee. De diepere betekenis van het herdenken van dode familieleden, vrienden en geestverwanten staat haaks op het slaafse materialisme van deze onzalige tijd! Toch is de oude traditie van het bezoek aan de graven van dierbare overledenen nog springlevend! Het is een wonderlijk verschijnsel dat zo veel mensen op die eerste twee november dagen piëteitsvol en soms met duidelijke overtuiging, maar onwennig en wat haastig, een bezoek brengen aan de graven van hun geliefde en soms hevig betreurde doden. Zij allen dragen in de arm een bloempot met chrysanten, soms met andere bloemen, soms een tuiltje of een krans van verschillende soorten bloemen. Dit in stand houden van de oude verering van geliefde of bewonderde doden is in feite veel ouder dan de katholiek-christelijke traditie. De voorouders hebben bij alle volkeren en culturen over de hele wereld altijd een soort magische betovering opgewekt. Egyptenaren, Grieken, Romeinen, Kelten en Germanen vereerden en koesterden hun doden. Met het nodige eerbetoon nemen de christenen afscheid in een Eucharistieviering, al dan niet toepasselijk opgeluisterd met liederen, muziekstukken, gedichten en toespraken, die nadien ook bij het graf worden voortgezet. Maar ook ongelovige, "heidense" en cultuurbewuste mensen eren veelal nadrukkelijk hun doden én hun voorouders. Voor hén geldt, evenals voor alle anderen, het aangrijpende gedicht van Ward Hermans: "Unheimlich ist die Kraft der Toten. Sie tragen die Völker, die Erde..."

Soldaten en andere strijders voor onze volkse, Vlaamse en in wezen Nederlandse zaak, wekken tijdens hun uitvaartdienst soms intense ontroering op als hun "oude" afscheids- en treurliederen worden gezongen. Bij ons, Vlamingen en bij sommige Duitsers weerklinkt af en toe nog het droevige lied "Ik had een wapenbroeder", naar het lied "Ich hatt' nen Kameraden..." van Ludwig Uhland. Ook mooi, maar echt versleten zijn bij ons "Blijf mij nabij" en "Vaarwel, mijn broeder". Naar mijn mening moet een -christelijke en/of volksverbonden- uitvaart de grootheid en de levenwekkende kracht van onze voormannen, dichters, kunstenaars, militanten -de niet erkende en verdrongen elite van ons Nederlandse volk dus- nadrukkelijk oproepen. Ik denk daarbij aan de vier overleden vrienden en geestverwanten die Wies Moens herdacht: Dr. Jan-Oscar De Gruyter (1885-1929), in 1934 in het De Gruyter-Gedenkboek; Lodewijk Dosfel (1881-1925), in een gedenkrede bij de onthulling van zijn grafmonument in september 1935; Karel van den Oever (1879-1926), in een opstel, in "Dietbrand", tien jaar na zijn overlijden en ten slotte die eerste Dietse dichter bij uitstek, René De Clercq (1877-1932), in een lezing te Mechelen en te Amsterdam, bij de zestigste herdenking (op 14 november 1937) van zijn geboorte. Voor Moens waren deze doden ten volle levenden, door het voortbestaan van hun geest én door de grote uitstraling van hun -dichterlijk-artistieke inzet voor de volkse, Dietse zaak! Hij bundelde deze vier aangrijpende herdenkingen in het boek "De doden leven", uitgegeven in 1938 door De Phalanx in Brussel en de Amsterdamsche Keurkamer. Lezers van deze weblog kunnen die tekst vinden in "Proza II" van Wies Moens (1970).

Ik wil deze benadering van het grootste van alle filosofische, religieuze, artistieke en humane thema's, de dood, besluiten met het mooiste gedicht daaraan gewijd, het is ook een herfstgedicht van de grootste moderne Duitstalige dichter, Rainer Maria Rilke (1875-1926). De dood -volgens Ernest van der Hallen ook "een vriend, een wonder man"- is in deze zo herfstelijk- zangerige verzen subtiel aanwezig:

H E R B S T
--------------------------
Die Blätter fallen, fallen wie von weit,
als welkten in den Himmeln ferne Gärten.
Sie fallen mit verneinender Gebärde.
Wir alle fallen.
Diese Hand da fällt
und sieh dir die andere an,
es ist in allen.
Und doch ist Einer
welcher dieses Fallen
unendlich sanft in Seinen Händen hällt.

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland