vrijdag 1 augustus 2008

Anton van Wilderode: mooiste en treffendste gedichten, een keuze (5)


Het wordt warempel tijd dat ik mijn -zij het toch, in verhouding tot de grote kwantiteit en hoge kwaliteit, beknopte - bloemlezing uit Anton van Wilderodes oeuvre, besluit met een vijfde deel. Hierin lees je gedichten uit 'En het dorp zal duren' (1986), 'Poedersneeuw' (1991), 'Apostel na de Twaalf' (1992), 'In al begonnen vrede' (1993), 'Het oudste geluk' (1995) en 'De dag sneeuwt dicht' (1998, jaar van Antons dood).

In 1986, het jaar na de indrukwekkende 'Vlinderboom' - over de laatste jaren van Keizer Karel in Spanje- verscheen een tweede majestatisch fotoboek, gewijd aan de -zeldzaam geworden- bekoorlijke plekjes in de Vlaamse dorpen: 'En het dorp zal duren', waarbij de dichter uiteraard eerst dacht aan zijn eigen Moerbeke (dat hem voorbeeldig trouw blijft eren). Een magische tint heeft het volgende "
droom-gedicht":

Ik lag in de boomgaard
----------------------------------
Ik lag in de boomgaard en toen
in het meidaglicht van de noen
werd mijn aarde geboortelijk groen

waarop ik langzaam genas
als van een ziekte. Er was
niets en niets anders dan gras

tegen mijn ogen en aan
vingers en voeten, vermaan
van een voormalig bestaan.

Ik wist zonder kijken àl
wat verder bestond overal:
een huis, een stal en een stal,

bomen, maar nog niet toe,
en zonder boe of ba hoe
vredig de grazende koe.

(uit 'En het dorp zal duren', 1986)

Uit datzelfde poëtisch fotoboek kies ik nog twee gedichten, die aan mijn "
weemoed en woede" om de verloren en omgebrachte schoonheid, de wijding, het sacrale van veel uit vroegere tijden, beantwoorden en er, onnavolgbaar, gestalte aan geven:

Lieber Mond
--------------------
De gladde maan van kinderen en poëten
loos ingepalmd. Haar ingewand en gloed
beschreven tot en met, en opgemeten
lijk men op aarde met de aarde doet.

Het ventje met de takkenbos vergeten
dat wij ontdekten in de winternacht
wanneer wij door de sneeuw op sleden reden.
Het sprookje zonder omhaal omgebracht.

Nu drijft zij door het blauw als een verleden
gevankelijk in de living op teevee,
de heldere van Breero en Andreus
en de vermoeide maan uit Melopee.

(uit 'En het dorp zal duren', 1986)

De dichter gebruikt een Duitse titel "
Lieber Mond", omdat de maan, evenals de nacht en de avondster, veelvuldig in de Duitse romantiek voorkomt (Goethe, Hölderlin, Novalis, Rilke Schubert-liederen enz.) De mysterieuze, weemoedige maan heeft bij de mensen van nu haar sprookjesachtig karakter verloren. De heldere maan van de 17de-eeuwse dichter G.A. Bredero en van de 20ste-eeuwse Hans Andreus en de vermoeide van Paul van Ostaijen zijn "omgebracht"... En zo is "de wereld die ik beminde" uitgewist, de wereld van kindertijd en herinnering, zoals ook Martinus Nijhoff die in "De wolken" vasthield ("Ik droeg nog kleine kleren...")

De wereld die ik beminde
--------------------------------------
De wereld die ik beminde
getekend in tedere tinten
lila en leliewit
en het heilige groen van de linden
is niet meer terug te vinden
verdwenen en uitgewist.

(uit 'En het dorp zal duren', 1986)

Tot het fijnste van Antons oeuvre behoort de bundel 'Poedersneeuw', met niets dan verrukkelijke kwatrijnen (vierregelige gedichten). Ik koos er enkele. Van Wilderode was een meester in dit genre, dat uitmunt door gebalde en veel omvattende zeggingskracht en preciese vorm (versmaat, rijmschema). Enkele voorbeelden:

Ars Poëtica (1)
----------------------
Als poedersneeuw ligt poëzie. Eén uur
niet langer ach, zo onvoorstelbaar puur
als niets daarnà stuifmeel en vogelveertjes.
Al wat op aarde valt verliest zijn duur.

Geluk (1)
--------------
De appelboombloesems, oudroze en wit,
de teerste, de liefste waaronder ik zit,
een knaap weer als ooit met zijn eerste gedicht.
Geen ander geluk was zo duurzaam als dit.

André (1)
(Denkend aan André Demedts)
----------------------------------------------------------------
De West-Vlaamse schrijver en flamingant André Demedts (1906-1992) was één der beste vrienden van Anton van Wilderode. Op het einde van zijn leven werd hij getroffen door de - bewuszijn en kennis slopende - ziekte van Alzheimer (zoals ook de Antwerpse dichter Herwig Hensen). Voor onze dichter een verbijsterende ervaring...:

Zijn ogen, die ik waaks en helder wist,
staarden mij tegen uit de warre mist
van een omgeving die hij niet meer kende
als had hij zich van plaats en tijd vergist.
------------------------------------------------------------------------------

Voorjaar
--------------
Zon op mijn ogen. In het dansend dal
een voorjaarsdorp van Miro of Chagall
met kinderen als lissen en lianen
waaiend en wemelend overal.
------------------------------------------------------------------------------------

Aangegrepen door het door Christus' ingrijpen zélf zo bewogen leven van Paulus (Saul) van Tarsos (Turkije), trok onze dichter, na verscheidene reizen naar het antieke Rome, Italië en Hellas, ook naar Turkije,en Griekenland (Hellas), in de voetsporen van de grote en dappere pelgrim, prediker en verkondiger van Christus' Woord. Zoals in 'De Vlinderboom' met de oudere Keizer Karel V (1500-1558), vereenzelvigt Van Wilderode zich bijwijlen intens met Paulus' optreden, prediking -sprekend en schrijvend- en reizen, in zijn lijvige dichtbundel 'Apostel na de Twaalf' (1992). Toch voelde hij zich vreemdeling in de wereld van Paulus en was hij blij zijn eigen dorp, zijn Land van Waas, zijn canada's, akkers en bossen weer te zien. Zo lezen we in het gedicht 'Een vreemdeling':

Een vreemdeling
-------------------------
Ik ben hier vreemd. Zal nooit of nimmer wennen
aan leven langs de weg, in openlucht
wonen, bewegen. Ik wil steeds terug
naar mijn koel land van canada's en dennen.

Een binnenhuis, het haardvuur in de avond,
foto's en schilderijen aan de wand,
brieven en boeken, altijd bij de hand,
van alle vrienden die ik zag begraven.

Ik wil bruin akkerland zien en beemd
melkwit van sneeuw of room van madelieven,
de nacht tegen de deur aan: ik ben liever
thuis in mijn eigen land.Ik ben hier vreemd.

(uit 'Apostel na de Twaalf', 1992)

Nu onze zevende IJzerwake, op 24 oogstmaand in Steenstrate, voor de deur staat, neem ik hier uit Antons volgende bundel, 'In al begonnen vrede' zijn gedicht 'Renaat de Rudder' op. Deze oorlogsvrijwilliger werd op 17 december 1917 "
bij vergissing" getroffen door een Belgische kogel, twintig jaar oud:

Renaat de Rudder
Soldaat aan de IJzer
-------------------------------------
Een blinde kogel uit géén vreemd geweer
- gewild of niet gewild - velde je neer.
De springstoflading door een snode hand
's nachts aangebracht namens het "vaderland"
verbrijzelde jouw beeltenis die stond
tegen een toren, op gewijde grond.

Jouw dubbel tragisch lot, Renaat, vertolkt
toen én vandaag, de onmacht van ons volk.

(1986, uit 'In al begonnen vrede', 1993)

In de vrij omvangrijke dichtbundel 'Het oudste geluk' diept Anton zijn verste én liefste herinneringen op, vooral die aan de kindertijd in de nog ongerepte geboortestreek. Zijn vroegste ervaring van poëzie in de lentelijke natuur rond hem, balt hij voorbeeldig samen:

Poëzie
--------------
Het oudste geluk is de jongen
die zit aan de boord van een beek,
op zijn hoofdhaar de vurige tongen
en wat op bezieling geleek
aanwezig, maar nog bedwongen.

De woorden liggen als water
zo helder doorzichtig in mij.
Ik zie in de open krater
van de hagendoorn hoe een bij
met honig is opgeladen

en zoemend wegvliegt van daar.
Ik kijk in het onbekende.
Ik zit in een zonnige laar,
een knaap nog en het is lente
met buit die ik gierig bewaar:

de zeem van verzonnen woorden
gepuurd uit de kelk der natuur
die ik rondom mij overal hoorde
in dat ene vorstelijk uur
waarin ik voorgoed werd geboren.

(uit 'Het oudste geluk', 1995)

In de jaren die volgden op 'Het oudste geluk', de luttele, laatste jaren van zijn leven, publiceerde Anton van Wilderode nog vier eigen dichtbundels: 'Barmhartig hout' (1996), 'Buitengaats' (1996), 'Hout op snee' (1997) en 'De dag sneeuwt dicht' (1998), deze laatste als besluit van zijn aardse levenstijd. In 1997 publiceerde hij, samen met de grote Zuid-Afrikaanse dichteres Elisabeth Eybers, nog een bundel met onderling verwante gedichten: 'Tweegelui'. Uit het besneeuwde, winterse slot van zijn poëtisch leven, de laatste bundel 'De dag sneeuwt dicht' (1998), met zijn innigste en mooiste kerst- en wintergedichten - ook ideaal als waardevolle kerst- en nieuwjaarswensen -, samengebracht op initiatief van Beatrijs van Craenenbroek, secretaresse en drijvende kracht achter de 'Internationale Vriendenkring Anton van Wilderode', kies ik nog één gedicht, waarin de zo zachtaardige dichter met een kinderlijk kerstsprookje afscheid neemt:

De zachte dingen blijven toch bestaan
hoe hard en ruig de wereld wordt daarbuiten:
ik zie de sterren blinken op de ruiten
ik hoor de voeten van de herders gaan

ik zie de lichtgrot van de nieuwe maan
ik hoor de engelen van vrede zingen
ik zie de wijzen en hun volgelingen
ik hoor de wind zijn vleugels openslaan

ik zie de den die wij vol blijdschap haalden
zo glanzend groen in onze kamer staan
ik hoor Maria's moederlijk vermaan
als korrels sneeuw neerruisen uit zijn naalden.

(1975, uit 'De dag sneeuwt dicht', 1998)

Ik geloof dat ik met deze bloemlezing van 35 van de mooiste en treffendste gedichten van één van onze grootste dichters en letterkundigen van de 20ste eeuw en van de hele moderne Nederlandse literatuur, naast Gezelle, Gorter, Henriëtte en Adriaan Roland Holst, Van de Woestijne, Wies Moens, Bloem, Marsman en Slauerhoff, voor de lezers van deze poëtische rubriek op het internet, iets heb aangeboden dat een spoor kan zijn naar een Utopia van schoonheid en liefde, dat bestààt, zoals Van Wilderode wist...

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland