vrijdag 15 augustus 2008

Vrijdag 15 oogstmaand: gedichten voor moeder


De 15de van de oogstmaand augustus valt te midden van de hoog-zomer. Wie dezer dagen ergens buitenshuis zijn moeder of zijn echtgenote, als moeder van zijn kinderen, wil gaan vieren, dient wel rekening te houden met zeer herfstelijk regenweer met windvlagen, die zelfs stormachtig zijn hier en daar. Maar kom nu, ik stop met dit soort "triestig" weerbericht. Ik maak alleen nog een "aanpassing" van Karel van de Woestijnes beroemde gedicht: " 't Is triestig, dat het regent in den herfst,/ dat het moê regent in den herfst daarbuiten...". Dat werd de jongste jaren en is nu wel zeker: " 't Is triestig dat het regent in den zomer"...

Mij is het veeleer te doen om enkele mooie en ontroerende Moedergedichten aan te bieden, bij gelegenheid van deze christelijk-katholieke Moederdag, van oudsher het feest van "
Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopneming" (of "-Hemelvaart"). Of je het nu wil geloven of er, eerder kinderachtig mee spotten, dat neemt niets weg van de schoonheid van vele moedergedichten, geschreven door gelovige, maar ook ongelovige dichters. Enkele groten lees je hier: René De Clercq, Willem Elsschot, Wies Moens, Anton van Wilderode, Martinus Nijhoff, Gerrit Achterberg. Slechts twee Noord-Nederlanders, maar ik maak dat later goed!

Laat me beginnen met René De Clercq (1877-1932), dé meest volkse dichter van het gezin, van moeder en kinderen! Dichter bij uitstek van "
Moeder Vlaanderen" en "Moeder Dietsland"!

Mijn moeder
--------------------
Mijn moeder was een heilige vrouw -
o daar ligt blijdschap in dien rouw -
Mijn moeder was heilig, en rein, en zoet
als de melk van haar borst... O mijn moeder was goed.
En schoon, schoon oud! Niet één groef in haar wang,
haar ogen al ziel en haar woorden al zang!
Gij hoordet, gij zaagt haar, en vroegt, mijn vriend:
Ach jongen, waar hebt gij zo'n moeder verdiend?
En toch, gij wist nog niet hald wat zij deed
uit verborgen zorgen; hoe hard zij streed
in de nederigheid van haar weduwsmart
met een roos op 't gelaat en een doorn in het hart!
Haar kinderen schonk zij het brood uit haar mond,
tot het laatste brood uit haar warme mond...
Mijn moeder!... Zoete gedachtenis,
beheers wat er goeds in mijn leven is.

René DE CLERCQ
(uit de bundel 'Toortsen',
opgenomen in 'Liederen, Leeft!' (1977),
bloemlezing van zijn beste gedichten,
verzameld door dochter Elza De Clercq,
ingeleid door Wies Moens)
-----------------------------------------------------------------------------------

De Clercqs Dietse geestverwant, Wies Moens (1898-1982), heeft al in zijn eerste dichtbundel 'De Boodschap' (1920), ontstaan in de Belgische gevangenis, zijn moeder ook "
heilige" genoemd - oprechte eerbied die nu nog nauwelijks denkbaar is...- en dit in een vrij lang en beklijvend gedicht:

Als over mijn hoofd
de zware eskadronnen gaan:
door luisterende nachten loopt
hun tocht
met omwonden banieren -
Moeder, mijn heilige,
vul gij mijn lamp
met olie,
vers en overvloedig.

Als in den lichtenden dag
mijn droom staat gedicht:
sluitsteen in het gewelf
van zingende bogen,
plechtig ruist mijn aarde -
Moeder, mijn heilige,
kom gij dan en leer
mij zeggen weer
dat kindergebed...

Als ik word opgeroepen
voor de grote waagnis,
als de werver trekt van deur tot deur
en vreemde handen
stoppen het brood in mijn ransel -
Moeder, mijn heilige,
terwijl mijn hart al is onder de scharen,
laat stil nog aan dit hart
het uwe slaan.

Als ik schildwacht sta
ter hete barrikade:
zwart de rode vanen in den nacht,
in mijn ogen
de rosse gloed van puinbrand -
Moeder, mijn heilige,
geef uw gelaat aan den man
naar wien ik mikkend
het roer richt!
Wies MOENS
(uit 'De Boodschap' (1920),
opgenomen in 'Gedichten 1918-1974)
---------------------------------------------------------------------------

Tot het luttel aantal gedichten, een twintigtal, die Willem Elsschot (1882-1960) zelf het waard achtte om onder de titel 'Verzen' (1957) te worden gebundeld, behoren niet minder dan vier gedichten voor zijn moeder. Ik kies voor 'Moeder', het laatste, dat de dichter in 1908 schreef in Rotterdam. Op zijn gebruikelijke, sarcastische wijze, plaatst hij in dit sonnet zijn bezorgde moeder tegenover zijn onverstoorbare vader.

MOEDER
-----------------
Als vader slaapt gelijk een rustig beest,
en in zijn droom herkauwt en zalig lacht,
dan ligt gij wakker, starend in den nacht,
en roept uw zoons en dochters voor den geest.

Zij zijn gevloôn, als gieren voor 't tempeest,
met stukken van het oude nest bevracht,
waarin gij dubbend op hun terugkeer wacht,
maar op de klok het woord des tijds niet leest.

Laat niet uw dagen slinken in verdriet;
geen macht die tanden aan uw mond verstrekt,
of ooit weer zog in uwe borsten wekt.

Er is niets aan te doen, zoals gij ziet.
Drink dus een borrel bij een passend lied,
daar scheme Piet reeds met uw benen trekt.

Willem ELSSCHOT
(uit 'Verzen' (1957),
opgenomen in 'Verzameld Werk', 1963)
------------------------------------------------------------------------------

Om nu eens een Noord-Nederlander aan het woord te laten, kies ik voor een ontroerend-mooi gedicht van Martinus Nijhoff (1894-1953), één der grote uit de Nederlandse dichtkunst van de eerste helft der voorbij eeuw.

Herinnering
------------------
Moeder, weet je nog hoe vroeger
Toen ik klein was, wij tezaam
Iedren nacht een liedje, moeder,
Zongen voor het raam?

Moe gespeeld en moe gesprongen,
Zat ik op uw schoot, en dacht,
In mijn nacht-goed kleine jongen,
aan 't geheim der nacht.

Want als wij dan zingen gingen
't Oude, altijd-eendre lied,
Hoe God alle, alle dingen
Die wij doen9, beziet.

Hoe zijn eeuw'ge, grote wond'ren
Steeds beschermend om ons zijn,
- nimmer zong je, moeder, zonder 'n
Beven dat refrein -

Dan zag ik de sterren flonk'ren
En de maan door wolken gaan,
d' Ouden nacht met wijze, donk're
Ogen voor me staan.

Martinus NIJHOFF
(uit 'Verzamelde Gedichten', 1963)
---------------------------------------------------------------------------

Van Anton van Wilderode (1918-1998) heb ik in dit domein recentelijk een hele bloemlezing samengesteld. In zijn poëzie is zijn moeder zeer sterk vertegenwoordigd, in vele gedichten, met name in de bundels 'Onverwachts onderweg' (1974) en 'Dorp zonder ouders' (1978). Van zijn moeder, Maria-Louisa van Severen (1876-1963/ géén femilie van de - West-Vlaamse - Verdinasoleider), evenals van zijn vader heeft Cyriel Coupé, intens als weinig anderen, gehouden. Ontroerend-mooi - en hier nog niet geciteerd - is het gedicht "
Moeder van ver al", waarvan ik hier de eerste strofe opneem. De dichter ziet haar weer in een intense herinnering, als in een visioen:

Moeder van ver al
----------------------------
1.
Terwijl het bitter waaide in de berken
zag ik mijn moeder in heet weekse kleren
een korfje dragend met gevallen peren
die zij gebukt geraapt had uit de perken.
Alsof zij de omgeving niet meer kende
liep zij schoorvoetend verder, in haar handen
het fruit geheven als een offerande.

En achter in de tuin gekomen wendde
zij zich niet om, met ogen die niets zagen
doodstil geworden in een hoek van hagen.

Anton VAN WILDERODE
(uit 'Dorp zonder ouders'/ 1978)
------------------------------------------------------------------------------

De tweede Noord-Nederlander van mijn voorkeur is één der grootsten uit de hele moderne Nederlandse en Europese literatuur: Gerrit Achterberg (1905-1962). In volgend sonnet ot de blijdschap van zijn moeder de bittere tragiek van zijn liefde voor "
een andere vrouw".

Moeder I
---------------
Mijn moeder is een grijze vrijdagmorgen:
zij moet de kamer doen; stof beeft;
dan dweilen, voor het eten zorgen,
zien wat van gisteren overbleef.

Ik ben in haar liefde geborgen,
die elk verraad der wereld overleeft:
wie ik ook werd, wij eten overmorgen
de koek die zij gebakken heeft.

Wanneer de zondagmorgen is ontloken
staat heel haar wezen in de blijde bloei,
waarin mijn wezen moet zijn aangebroken,

omdat ik dan niet meer gevoel
hoe door de dood is aangestoken,
wat bij een andere vrouw begon.

Gerrit ACHTERBERG
(uit de bundel 'Osmose'/1941,
opgenomen in 'Verzamelde Gedichten'/ 1964)
--------------------------------------------------------------------------------

Ten slotte wilde ik nog het mooiste moeder-gedicht dat ik ken: "
Moeder, waar zijt ge...", van Hubert van Herreweghen (1920-...) hier opnemen. Maar ik doe dat bij een andere gelegenheid. Van Herreweghen is één van de grootste Vlaamse (in feite is hij een Brabander!), dus Nederlandse dichters van de moderne literatuur.

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland