vrijdag 29 februari 2008

Ernest van der Hallen: hernieuwde aandacht voor romantisch idealist !


Het is wonderlijk en zeldzaam in een -vrij harde en materialistische- tijd als de onze dat een bij vele Vlamingen, ook bij flaminganten en nationalisten, vergeten of "weggedeemsterde" romantische idealist als de schrijver en jeugdbezieler Ernest van der Hallen (1898-1948) opnieuw veel aandacht krijgt. In de eerste vijftien-twintig jaar na zijn vroege dood, op 24 februari 1948, trokken geregeld jongeren en ouderen naar zijn grafmonument op het kerkhof Kloosterheide, bij Lier, maar in de jaren 1960 en '70 verminderde dat. Zestig jaar na zijn dood is de historische afstand zo groot geworden dat de -onterechte - vooroordelen zijn weggevallen. Zo is er bij een kern van jongeren, met name bij studenten van het KVHV een heimwee gegroeid naar de vernieuwende romantiek van "de Nest", met name een zelfstandig werkende jeugd- en studentenbeweging - wat hem de woede van het belgicistische episcopaat op de hals haalde! -, trektochten in de natuur, bouworde, dienstverlening aan noodlijdenden en een authentiek, franciscaans christendom! Uit al die nieuwe, anti-burgerlijke stromingen en levenshoudingen die Van der Hallen belèèfde en aan duizenden jongeren, via contacten én boeken, doorgaf, blijkt van welke onschatbare waarde zijn leven en zijn opvoedende arbeid voor de toekomst van Vlaanderen en voor de Vlaamse ontvoogding is geweest. Pas nu beginnen enkele bewuste intellectuelen én studenten dat echt te beseffen !

Zo wijdt sedert enkele jaren prof. Dirk De Geest in zijn cursus Nederlandse literatuurgeschiedenis aan de KU-Leuven, in het hoofdstuk over het interbellum, aandacht aan het werk van Ernest van der Hallen en leest hij ook fragmenten uit o.a. "
Vertelsels in Juni", een treffend voorbeeld van lyrisch proza. Anderzijds belicht hij ook de door Van der Hallen, Timmermans en Flor van Reeth in 1924 gestichte Pelgrimbeweging voor een vernieuwing en modernisering van de religieuze kunst.

Anderzijds heeft Lode van Dessel, oud-burgemeester van Nijlen, in de voorbije jaren gezorgd voor een fraaie restauratie van het grafmonument van de schrijver, een Kempisch kapelletje met heldenhuldezerk, werk van Nests vrienden Flor van Reeth en Remi Lens. Het bewijs dat er weer meer belangstelling en bewondering voor deze nonconformist, idealist en Vlaams-nationalist, werd geleverd door de twee voorbije herdenkingen, n.a.v. de 60ste verjaardag van zijn overlijden op 24 februari jl. Veel Vlamingen -en niet alleen de traditionele Vlaamsgezinden- schaarden zich rond het graf op zaterdag 23 februari. De organiserende verenigingen, de Van der Hallen-Gemeenschap en het KVHV, brachten wel een 150 "
pelgrims" - om in de geest van Ernests vernieuwende kunstbeweging "De Pelgrim" te blijven - samen. Ook voor de herdenking door Voorpost, op zondag 16 maart, is er veel belangstelling.

Ernest van der Hallen was een romanticus en een nonconformist van het zuiverste water. Zijn beste vriend, Felix Timmermans, zei het als volgt: "
De Nest, dat is zuiver goud". Die romantische glans, die typische drang naar de verte, naar het verleden, maar vooral meer schoonheid en liefde tussen de mensen, raken het hart en de ziel aan van de ontvankelijke lezer van met zijn idealistische romans, vertellingen, sprookjes, reisverhalen, biografieën van kunstenaars en heiligen en vormende brieven. Ik noem slechts de voornaamste: 'Sprookjes uit den Zomernacht' (1924) 'De wind waait' (1932, 77.000 exemplaren verspreid!), 'De aarde roept' (1934), 'Brieven aan Jonge Vriend' (1932), 'Charles de Foucauld' (1937), 'Tussen Atlas en Pyreneeën' (1938), 'Vertelsels in Juni' (1944), 'Brouwer' (1943, over de schilder Adriaan Brouwer), 'Kroniek der Onnozele Kinderen' (1947) en 'Brieven aan Elckerlijc' (1947). Die herontdekking van Ernest van der Hallen toont aan dat studenten, jongeren én ouderen nood hebben aan een zuivere figuur, die weer moed, geloof, liefde en schoonheid kan schenken, dat er dringend een tegengewicht nodig is, een tegengif tegen de nu heersende middelmatigheid op alle gebied, tegen de leegte!

"De Nest", de muziek en het lied!

Na deze synthese van de schrijver en voorman Van der Hallen, wil ik hier even het verband toelichten tussen zijn persoonlijkheid, zijn werk en de muziek en het (volkse) lied. En dat bestààt. Er zijn wel geen liederen op gedichten - hij publiceerde weinig of geen gedichten - of teksten van hem gecomponeerd, toch is er één lied, dat is geïnspireerd door het populairste boek van de Nest, het zwerversverhaal 'De wind waait'. Neel Vingeroets schreef de tekst, een dichterlijke evocatie van het boek en hij schreef er ook de muziek voor. De tekst luidt als volgt: "
Mijn paardeken trekt stapvoets de wagen voort,/ langs de bosrand op 't zandige pad./ Ik trek als een zigeuner de streken door;/ 'k zei het leven vaarwel in de stad. (refrein:) Want hier waait de wind, de wind waait,/ voert de geur mee van den en van hei./ Want hier waait de wind, de wind waait,/ al de dagen en maanden voorbij." Dan volgen nog een tweede (over de speelman) en derde strofe (over de vertellende sprookjesvrouw). De muziek is opgewekt en voor stapmaat geschreven. Het zou wel eens mogen worden gezongen worden op ons Zangfeest. Dit jaar was het wat te laat om Van der Hallen en zijn werk, o.a. het ontroerende "Sprookje van de knaap met de drie gouden harten" uit 'De wind waait' als voordracht, nog in te schakelen. Ik heb er wel voor gepleit.

In verscheidene werken laat de auteur de muziek en meer concreet rondtrekkende muzikanten of speelmannen, zoals in 'De wind waait', én musici voor een publiek, zoals de cellist en de pianist in 'De aarde roept' een rol spelen. De sfeervolle 'Vertelsels in Juni' zijn "
verhalen van muziek en dood". Zelf speelde hij, in de stille wijding van zijn piepklein "Ruusbroec-huisje" op het Lierse begijnhof, graag voor vrienden en jongeren, op zijn harmonium: Bach, Schubert en Gregoriaans... En reeds van in het begin der jaren 1920, toen vele studenten en scholieren hem daar kwamen opzoeken en om raad vragen, trok hij met een groep jongeren naar de dorpen rond Lier en verder om, zingend en begeleid door mandolines en gitaren, aan de kerken na de hoogmis op zondagvoormiddag de liefde voor Vlaanderen te prediken. Met de vervolging van de activisten en in sfeer van ontreddering na de Eerste Wereldoorlog, waarbij Vlaamsgezindheid het ook al moest ontgelden, was er grote nood aan herbronning en herstel van de Vlaamse (studenten)beweging, met name van het AKVS, dat later in de jaren 1930 door de kerkelijke overheid werd gefnuikt. Dat was de bitterste ontgoocheling van Van der Hallens leven.

Zingen -al viel het zélf zingen hem wel eens zwaar door zijn astma-crises- verblijdde hem altijd, op de vele gouw- en landdagen van het AKVS en op jeugdkampen bij het vuur. Hij zat dan, zalig glimlachend zijn pijp te roken. Dan kreeg zijn rustig verhaal de nodige wijding en aandacht. De Nest was een begaafd spreker, met de nodige idealistische bezieling, maar ook met humor en enig acteertalent.

Ik besluit met een citaat van Van der Hallen, dat a.h.w. voor deze tijd is geschreven: "
Het is een ontzaglijk voorrecht in een tijd als deze het geloof in de geest en in het irrationele hoog te houden, nu voor miljoenen mensen nog enkel de mystiek van het getal en van de motor geldt. Het is een voorrecht het geloof in de eeuwige waarden te prediken; de strijd aan te gaan tegen de duistere machten der verwording en der ontaarding; de adel en de schoonheid te herstellen tegen de dwang der banaliteit en der lelijkheid".

Je ziet de Nest helemaal voor je (geestes)oog, als je volgend gedicht van zijn goede Lierse vriend, de dichter Jozef L. (Jef) de Belder leest:

Herinneringen aan de dode vriend
------------------------------------------------
Herinneringen aan de vele tochten
met je bootop de Nete, als zwevend over de dijken
in de zon. En de weiden en het verre bos
en de namiddag over het land. En dan de vrede in je kamer
onder de bomen bij het rustig-ademend harmoniumspel
dat Bach of Schubert of het Salve Regina vertolkte
wanneer de avond mild werd voor de enkele vrienden
voor wie het geen echte zomeravond was zonder uw stil verhaal.
Wij waren gelukkig toen, als uw zonen te zijn.
En het zwerven met jou door de dennebossen
of de avonden onder de grote maan boven het kampvuur
als jij ons vertelde van je reizen naar het oosten
en van je vrienden in de Libische woestijn.
En de liederen die wij zongen op het marktplein
van een of andere kleine zonbeschenen stad
of het spel dat wij speelden voor de kinderen in de dorpen
terwijl jij glimlachend je pijp zat te roken in het gras
en gelukkig waart omdat wij uw boodschap hadden verstaan.
En het huis dat wij bouwden op de heide,
het tehuis voor allen die uw roep hadden gehoord,
war wij zouden toeven als in een stille abdij.
Wij waren gelukkig toen omdat jij bij ons waart,
ons leven richtte en in onze harten een bestendig lied deedt zijn
hoewel je eigen tenger lichaam droeg het teken van de pijn.
En de goede wijsheid van uw raad steeds
en de hulpvaardige trouw van uw groot, rijk hart...
Toen was het dat de kleine, felle vlam
die heel mijn verder leven bleef doorgloeien
in mij ontstoken werd: gij hebt van mij gemaakt
de dichter (én de man die u eeuwig dankbaar daarvoor zal zijn).
Eén ding sijt mij nog steeds: dat ik bij u niet was
toen broeder dood u roepen kwam voor de tocht naar giner...
(Ik was niet hier toen). Pas veel later kon il leggen op je graf
de rode bloemen van de herfst, als mijn laatste hulde
aan u, die eens mijn beste vriend en milde meester was.

(Foto boven: Ernest Van der Hallen en Frans Mertens bij de Djelladine-poort in Kairoean - 1935)

donderdag 21 februari 2008

Ernest van der Hallen: romanticus en christen van 't zuiverste goud


De lezers of bezoekers van dit "utopisch internet-boek" lezen wellicht ook 't Pallieterke, waaraan ik geregeld meewerk. In het nummer van deze week (woensdag de 20ste van deze mistige sprokkelmaand) vinden zij op bladzijde 5 een paginagroot artikel van mijn hand over Ernest van der Hallen. In de voorbije weken heb ik, op deze weblog, reeds twee maal aandacht gevraagd voor deze pure figuur uit de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, van wie niemand minder dan zijn Lierse vriend Felix Timmermans ooit zei: "De Nest, dat is zuiver goud!": op 10 januari, onder de titel "Ernest van der Hallen en Anton van Wilderode", en op 25 januari, onder de titel "Ernest van der Hallen, katholiek bevochten door... katholieken".

Eigenlijk moet ik daar, voor wie het artikel in 't Pallieterke heeft gelezen én deze twee blog-teksten, niet veel essentieels meer aan toevoegen, al valt er nog zo veel te vertellen over de échte vernieuwer, de nonconformist, de radicale Vlaams-nationalist en de zuivere franciskaanse katholiek die "de Nest" is geweest. Ik wil me hier beperken tot een poëtische benadering van "de dichter", zoals Albe hem in een In Memoriam-gedicht terecht noemde. In zijn lyrisch proza, in zijn reisverhalen en in zijn bevlogen-romantische romans, met "De Wind Waait" (1932) als hoogtepunt, wàs hij een zeldzaam, vertellend dichter, wiens verheven en diepe religiositeit, wiens intense liefde en schoonheid deden denken aan andere groten uit de Europese romantische dichtkunst, met name aan de aan TBC bezweken Duitser Novalis (Friedrich von Hardenberg, 1772-1801) en aan de grote Engelse romanticus John Keats (1795-1821). Diens kerngedachte, uit een brief aan een vriend, geldt ten volle voor Nest van der Hallen: "I am certain of nothing, but of the holiness of the heart's affections ans the truth of imagination" (Van niets ben ik zeker, behalve dan van de heiligheid van de affecties van het hart en van de waarheid der verbeelding!). Wonderlijk-romantisch, idealistisch, maar zuiver en waar en geheel wars van deze ontredderde en harde tijd! De adel, het rechtvaardigheids- en schoonheidsgevoel, de warme liefde van zijn oprechte hart: die deugden waren in Nests tijd al zeldzaam, maar zijn het nu nog veel meer.

Het pijnlijkste van alles is wel dat de overheid van de katholieke Kerk, wier geloofsleer, liturgie en moraal hij zo trouw en spijts alle tegenwerking heeft voorgehouden aan zijn lezers en aan de Vlaamse studentenbeweging, juist hém heeft gefnuikt en gebroken. Waarom? Omdat hij een zelfstandige Vlaamse en nationaalbewuste studenten- en jeugdbeweging, in het spoor van Rodenbach, verdedigde en steunde. In Van der Hallen heeft een verpoliekt, belgicistisch episcopaat het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond, het roemrijke, diep-gelovige AKVS, vervolgd en gebroken, omdat de leiding ervan zich sedert 1925 had bekend tot het Vlaamse en in wezen ook (Groot-)Nederlandse nationalisme, terwijl juist die Kerk het recht op zelfstandigheid van onze jeugd en van ons volk had moeten steunen en verdedigen!

Toch is de Nest trouw gebleven aan zijn geloof in de Kerk, gedreven door zijn eerlijk en warm hart, door zijn drang naar Liefde en Schoonheid. Hij bleef, in boeken, in handelen en spreken rechtvaardig én vergevensgezind, ook tegenover hen, priesters en leken, die hem en de vele Vlaamsgezinden op zijn begrafenis, ook na zijn ellendige en pijnlijke dood, met haat en spot bejegenden. Vanuit een volksvreemde, verliteratuurde mentaliteit liet een priester en letterkundige zijn nagedachtenis besmeuren en dan nog achterbaks, met de vaardige pen van een vooraanstaand Noord-Nederlands schrijver, die Nests ingetogen uitvaart "een betoging van een greep zwarten" noemde... Beiden zijn reeds lang overleden en zélf wil ik, in de geest van de prachtige vergevensgezindheid van de Nest in het "Geestelijk Testament" op zijn doodsprentje, hun namen niet meer noemen!

Ontmoetingsdag in Lier
------------------------------------

De tijden zijn veranderd en met een groeiende Vlaamse én - zij het in mindere mate Dietse - bewustwording en ontvoogding is Ernest van der Hallen niet vergeten en is zijn grote waarde voor onze geestelijke ontvoogding, met name in de literatuur, de jongste tijd meer erkend dan eerder. Daarvan getuigt, nu zaterdag 23 februari,de

VAN DER HALLEN-ONTMOETINGSDAG

in LIER

n.a.v. 60ste verjaardag van het overlijden van jeugdbezieler en Pelgrimschrijver Ernest van der Hallen

---------------------------------------------------------------------------------

15 u. Bijeenkomst bij het grafmonument op kerkhof "Kloosterheide" te Lier (deelnemers die per trein komen worden onthaald aan het station van Lier, tussen 14 en 14.30 u.)

Aan het graf wordt het woord gevoerd door:

- Rien Vandenberghe, nationaal praeses KVHV;
- Lode van Dessel, oud-burgemeester van Nijlen, over de recente restauratie van het monument;
- Guido Van der Meersch en Erik Verstraete, namens de Van der Hallen-Gemeenschap.

17 u. Eucharistieviering in de Sint-Pieterskapel (naast Sint-Gummarus).

Daarna: ontmoeting in het Vlaams-Nationaal Centrum, Berlarij 80, Lier; zangavond in zaal Kempenland te Nijlen.

Ik besluit deze ode aan één van de grootsten uit de Vlaamse, dus ook Nederlandse, volksontvoogding met een citaat uit zijn "Brieven aan Elckerlijc", dat aantoont hoe Van der Hallens bekommernissen actueel en tijdloos waren en zijn:

"Het is een ontzaglijk voorrecht in een tijd als deze het geloof in de geest en in het irrationele hoog te houden, nu voor miljoenen nog enkel de mystiek van het getal en van de motor geldt. Het is een voorrecht het geloof in de eeuwige waarden te prediken; de strijd aan te gaan tegen de duistere machten der verwording en der ontaarding; de adel en de schoonheid te herstellen tegen de dwang der banaliteit en der lelijkheid".

zaterdag 16 februari 2008

Elf schilderijen in Mortsels stadhuis tonen "andere" Hugo Heyens


(Zelfportret Hugo Heyens)

Maandagavond 11 sprokkelmaand - volkser en mooier dan het Latijnse "februari"! - was ik in het stadhuis (...) van mijn eigen "geboortedorp" Mortsel, destijds een "schone" gemeente, waar ik opgroeide als kind, adolescent en flamingant en waar ik, al was ik van "het dorp", de familie Van der Hallen, met name dan de tak van Oscar, jongere broer van Ernest, in de Dieseghem-wijk leerde kennen. Aan deze loot van de Van der Hallen-stam ontsproten twee zonen, de begaafde kunstschilder Wouter en Dirk, beiden overleden, en vijf dochters, Leentje, Katelijne, Teresa, Begga en Kristien, die in de jaren 1950, '60 en '70 dé bekoorlijkste schoonheden waren van heel Mortsel en op wie wij, stoere jongemannen in blauwe KSA-uniformen van de Sint-Lodewijksbond aldaar, hopeloos maar vergeefs verliefd werden.

Ook daar valt een boek over te schrijven, maar mij was het vorige maandag te doen om kunstschilder en tekenaar Hugo Heyens, echtgenoot van dichteres Katelijne van der Hallen. Reeds op 19 juni 2007 schonken Hugo's weduwe, in overleg met haar kinderen, elf schilderijen aan de stad Mortsel, voor een gezamenlijke verzekeringswaarde van 34.500 euro.- Mijn lieve vriend "
Den Hug" was één der grootsten van de talrijke Mortselse artiestenbent. Al koos hij zelf, de feestelijke mens (!), in zijn slopende zwaarmoedigheid als 45-jarige in 1987, voor zijn levenseinde, zijn talrijke schilderijen en tekeningen -die ten dele in de artistieke en romantische geesteswereld van de Vlaamsgezinde en katholieke Van der Hallen-stam een voedingsbodem vonden- behoren tot het pure kruim van de Vlaamse religieuze en laat-expressionistische kunst! Dat heeft o.a. ook Anton van Wilderode -voor wiens Horatius-vertaling "Liederen uit mijn landhuis" Hugo fijne illustraties maakte, gezegd.

Naar aanleiding van de twintigste verjaardag van Hugo's overlijden vond eind vorig jaar in het Mortselse stadhuis een uitgebreide tentoonstelling plaats van zijn tekeningen. Die hebben daar zopas een plaats gekregen in de "
kabinetten-gang" op de begane grond. Enkele familieleden en vrienden woonden de overhandiging van de schilderijen in deze kunst-gang bij. De jeugdige cultuurschepen Peter Hardy -kleinzoon van literatuurcriticus Paul Hardy- dankte de familie en schonk aan Katelijne zowaar een ere-medaille van...Bert Anciaux, van wie nog altijd wordt verwacht dat hij voor...cultuur instaat. Op de medaille stond niet de naam Hugo Heyens, maar wel... Bert Anciaux!

Keuze, aard en stijl van deze schilderijen werden deskundig en voorbeeldig toegelicht door kunsthistoricus Paul Verbraeken. Hij wees er op dat de elf doeken in het stadhuis een "
andere" Heyens tonen dan de vele werken, die de zwaarmoedige pessimist, de wanhopige mens, de eenzame artiest laten zien. Vormgeving, stijl en kleuren van deze elf werken tonen een geheel eigen visie. Er zijn de fraaie naakten, de ongewone portretten, de beelden van eigen tuin én, apart, in het kabinet van de schepen: de wat droefgeestige gestalte van de beste vriend ten huize Heyens-Van der Hallen: de "vederlichte danser" en choreograaf Heiko Kolt, in Warschau geboren uit een Estse moeder en een Russische vader. De bewonderende observator haalt het in deze werken van de pessimistische, tragische kunstenaar van de wereld als knekelhoop van beenderen en doodskoppen. Uiteindelijk werd Heyens' tragische afkeer van onze materialistische, ongelovig geworden en zielloze wereld de sterkste drijfveer voor veel werken.

Wie dit zeldzame werk wil bekijken dient even het stadhuis van Mortsel, aan de Liersesteenweg, tegenover het station van Mortsel- Oude God binnen te stappen.

vrijdag 8 februari 2008

"Steeds weer de zegger zijn"... (Wies Moens)


Dit is een soort van blog - "internet-dagboek".... - waarin poëzie, nationale trots, voornaamheid en schoonheid integraal indruisen tegen de collectieve verdwazing en banalisering van de platte massa van alle gedrukt en elektronisch geschrijf, als spiegel van een samenleving die kreunt onder "ondraaglijke lichtheid". Is een betere, rechtvaardiger en waardiger samenleving, is mijn "Utopia dat bestààt", zoals Anton van Wilderode in 1981 bij mijn dichterlijk debuut "Verloren Land" schreef, nog mogelijk? Ik laat de vraag open, maar zélf blijf ik erin geloven, als ik de geestdrift voor "het échte, het grote, het goede en schone", zij het bij kleine groepen van bewuste en strijdvaardige jonge mensen, waarneem. Zij volgen dus -opnieuw !- Wies Moens: "Van al het échte, nu zo ruw vertrapt,/ al 't grote, dat men rukte neer,/ het goede en schone, wredelijk ontluisterd,/ wil ik steeds weer/ de zegger zijn!" Die weerbaarheid, die honger naar waarachtigheid, naar schoonheid (voornaamheid, orde, stijl!) en rechtvaardigheid stel ik meermaals vast als ik lezingen geef over Vlaamse, Dietse - én in vele gevallen - christelijk-gelovige voormannen en kunstenaars als Wies Moens, Ernest van der Hallen, Anton van Wilderode en Alice Nahon. Er is inderdaad een kentering aan de gang en die moet groeien. Tegen de verdwazing, uitholling, vervreemding (én... de uiteindelijke overlevering aan een Islam-dictatuur in het Westen) moeten wij ons organiseren en verweren.

Als dichter, journalist en spreker ben ik daar al vrijwel veertig jaar mee bezig. Het lijkt steeds weer op vechten tegen de bierkaai, die strijd tegen het "Weg met ons"... En toch. Even kan ik het niet laten het beroemde Duitse lied - ook gezongen in een "verdachte" tijd...- aan te halen: "Wenn alle untreu werden,/ So bleiben wir doch treu..." Die eerste verzen vloeiden op het einde van de 18de eeuw uit de pen van de jong gestorven, magisch-romantische dichter Novalis (1772-1801). Maar die verzen richtte de bevlogen dichter wel niet tot het Duitse vaderland, maar tot Jezus Christus...: "So bleib' ich Dir doch treu". Die geest van trouw en volharding vind je wel terug in een recent gedicht, dat ik in de zomer van 2006 schreef en nog niet heb gepubliceerd. Hier volgt het:

De laatsten
-------------------
("De weinigen en ik, wij blijven aan dezen kant"
Wies Moens)

Een warreboel van waan en schijn vergiftigt 't Westen
en spaart natuur noch kunst noch adel van de geest.
De laatste Mohikanen trekken 't zwaard uit de gevesten
om te vrijwaren de restanten van wat ooit geweest

aan liefde, trouw en schoonheid, ziel van 't Avondland.
Atlantis is vergaan, ook Hellas, Rome en de Lage Landen.
Die droegen kunstenaars en ware leiders op de handen
en steeds was volkse aard het duurzaam onderpand.

Niets dan de vlam van onze harten en het wekkend woord
bleven ons, weinigen, gespaard. Wij heffen hart en handen
voor 't heil der Nederlanden, als dansers op de koord
van 't allerlaatst geloof in weer een kleine schaar.

Erik Verstraete

Dit gedicht ligt nog in mijn poëziemap en wacht op publicatie. En er zijn er andere, recentere die nog niet zijn gepubliceerd. In mijn poëzierubriek in het tijdschrift van IJzerwake zullen ze wel eens opduiken. Ondertussen wil ik bij mijn blog-lezers mijn jongste dichtbundel nog eens aanbevelen. "Gebleven is de Adel" (Gedichten 1982-2004), ingeleid door de grote dichteres Aleidis Dierick en beschreven als "Liederen van weemoed en woede". Deze bundel werd op zeer stijlvolle en harmonische manier uitgegeven door de Antwerpse "Werkgroep Kultuur en Wetenschap" (WKW) van kunsthistoricus, architect en estheet Dominique Baston. Niet enkel voor poëzieliefhebbers - ook voor de Dietse nationalisten onder hen! - dus, maar ook voor bibliofielen. De dichtbundel werd heel fraai verlucht met vier houtsneden van de Waaslandse graficus Wim De Cock (Belsele). Mijn boek is niet te verkrijgen in de boekhandel, want mijn "niet reguliere" uitgever is niet "erkend" (!) door de "Stichting Lezen" en gebruikt de gebruikelijke, commerciële kanalen niet... Je kan het boek dus, in overeenstemming met mijn uitgever, bij mij bestellen. Wie dat wenst dient 20 euro te storten op bankrekening 035-1910 089 - 06 van Erik Verstraete (Jos Ratinckxstraat 17, 2600 Berchem (Antwerpen)), tel. 03-448.41.09. Wie een opdracht en en handtekening wenst, kan me dit ook melden. Wie de dichter zelf zijn gedichten (uit deze bundel én ongepubliceerde) wil horen voordragen en toelichten, raad ik aan om de voordrachtavond bij te wonen van de culturele (Bel)-Ex Libriskring in Taverne Rochus, Sint-Rochusstraat te Deurne-Zuid (tussen Boekenberglei en Herentalsebaan), op woensdag 2 april e.k., om 21 u. Iedereen is welkom in het achterzaaltje van deze grote en populaire "taveerne", al vanaf 19.30 u. Ikzelf breng mijn gedichten, samen met de Antwerpse dichter Guy Van Hoof, die ook eigen poëzie voorleest. Ik verwacht nu ook eens "dichterlijke" nationalisten... Zo een beetje van het genre van mijn fameuze vriend-blogger, Björn Roose! Tot dan!

dinsdag 5 februari 2008

Lichtmis luidde de sprokkelmaand in


Het nieuwe gedicht hieronder bezorg ik wat laat, maar de verre en diepe hoop op het ontluiken der natuur en het wijken van de winter stralen door heel deze "sprokkelmaand", zoals de oude Nederlandse volksnaam voor februari luidt. Dat verwijst naar het - vroegere - sprokkelen van hout, als de winterkoude voortduurt. Lichtmis is het feest van licht en hoop, van hunkering naar blijdschap om het groeiende, lentelijke licht. Als volkse nationalisten blijven we hunkeren en ook daadwerkelijk streven, in woord en daad, naar de uiteindelijk bevrijding van de duistere onheilsstaat die ons blijft hinderen en op de zenuwen werken. Er zal pas een waarachtig licht over onze "samenleving" stralen, als we het "dodenhulsel" van afwerpen en opgenomen worden in een Dietse volksstaat!

Lichtmis
-------------
De mist van januari legt zich neer
en ligt, gespreid en kil over de velden.
't Is Lichtmis nu en lichte mist keert weer
om, koud en stil, de sprokkelmaand te melden.

De Moeder Gods verlaat, met een licht wenden
en 't Kindje op haar borst, het stille huis,
dat ademt door de Geest van Licht en Lente
die komen gaat, als 't water bruist
door dooiend dal en waterval.

Krokus en blanke sneeuwklok gaan ontluiken
bij d' eerste voorjaarszoen, die op ons hart
een afdruk laat als rijm op tere struiken.
We zijn in winters hardheid nog verward

en kunnen lentes wonder nog niet vatten
dat ons in licht en geur beroeren wil
en 't vroege groene waas laat spatten
zover ons oog kan reiken. Tot een gril

van oud verlangen ons hart toch weer
bekoort, ontdooit en ons laat zingen
van liefde en lust, niet te bedwingen:
Gods grootheid trilt in 't kleine Kind
en legt Zijn liefde in ons neer.

Erik Verstraete

2-4 sprokkelmaand 2008
Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland