woensdag 6 oktober 2010

Adriaan Aernouts: een Dietse dominicaan!


Vorige zaterdag, de tweede van de zaai- of wijnmaand (oktober), hebben wij in de Noorderkempen en met name in Kalmthout, de Dietse pater en volkse nationalist uit die streek (Wuustwezel), Pater Adriaan Aernouts O.P. (Ordo Predicationis= orde der predikheren) of dominicaan, herdacht met een stijlvolle en door vele nationalisten gevolgde eucharistieviering! Deze herdenkingsmis was op het getouw gezet door de Elza-Vis-De Clercq Stichting en de Antwerpse Kunstvrienden en was bedoeld als een eerherstel aan de Vlaams-nationale en Dietse aristocraat en predikant die Aernouts was.

Eerherstel? Welja! In februari jl., nadat hij op de zesde van die maand was overleden, bestond zijn familie het om een begrafenismis te organizeren, die alle verwijzingen naar zijn nationalisme en naar zijn Dietse overtuiging onder de mat veegde. Om die ware schande goed te maken was het huldebetoon in Kalmthout een schot in de roos, al ontbraken heel wat Vlaams-nationalistische "prominenten" en verenigingen, o.a. het VNJ en het Bormshuis, KVHV-ers en NSV-ers!

De nationalist en Heel-Nederlander Aernouts stelde tijdens zijn lange leven een groot deel van zijn preken en homilieën ten dienste van de ontvoogdingsstrijd en van de algehele bevrijding van zijn Vlaamse (Zuid-Nederlandse) volk! Heel wat andere "petits vicaires" deden en doen al meer dan een eeuw hetzelfde: vanaf Priester Adolf Daens, over de onovertroffen godgeleerde en anti-belgische nationalist Pater Marcel Brauns, een vurig jezuïet, tot heel wat paters en priesters nu. Zij vormen, in ethisch-sociale betekenis, een sterke wal tegen de - ook opgeschroefde en overdreven - jacht op zovele pedofiele priesters...

De eucharistieviering verliep met de nodige bewogenheid en met stijlvolle accenten: zo o.a. het zwart-gele gedachtenisprentje met de krachtige Kempische kop van P. Aernouts, voorbeeldig in hout gesneden door de Vlaamse vakman bij uitstek, Wim De Cock én het treffend gedicht van Anton Aldi (tekstschrijver voor Zangfeesten en IJzerwaken). Aangrijpend waren ook de Vlaamse religieuze liederen en de voordracht van twee gedichten van Wies Moens, "Laat me mijn ziel dragen in het gedrang..." en "Mijn Diets Geloof", door de schrijver van dit Utopia-blog.

Een echt vriendentreffen kwam tot stand in het zalig-groene Arboretum, vlak bij de H.Hart-ten-Heuvel-kerk, waar de "Dietse mis" had plaatsgegrepen. Enkele vrienden zongen, hand in hand en in kring, het ontroerende Duitse lied "Wahre Freundschaft".

vrijdag 24 september 2010

De herfst klopt aan de deur...


Ik schrok zopas toen ik merkte op mijn Utopia-blog dat de jongste aflevering al van 16 augustus dateert. Dus besloot ik daar iets "aan te doen"... De herfst begint en dit bekoorlijk-weemoedige jaargetijde noopt me tot poëzie. De meest herfstelijke dichter van de Vlaamse en van de hele Nederlandse literatuur was Karel van de Woestijne (1878-1929). Zijn gemoed, zijn hele leven was herfstelijk en avondlijk, neigend naar de dood, die hem al vroeg tegemoet kwam, toen hij 51 was... Iedere poëzieliefhebber kent Van de Woestijnes "Koortsdeun", uit "Het Vaderhuis" (1903): " 't Is triestig dat het regent in den herfst,...". Een vollediger, beschrijvend herfstgedicht is "Kom, laat ons gaan door 't land der herfsten...". De soms zwaar-melancholische taal van deze in Gentbrugge geboren dichter is voor Brabanders (ook Antwerpenaars) en Limburgers niet altijd begrijpelijk genoeg, want sterk Oost-Vlaams gekleurd. De herfst was voor de levensmoede Karel al vroeg een weg naar "de zoete dood"...

Hier het gedicht:

Kom, laat ons gaan door 't land der herfsten... Ooft-beladen
glooit, in haar vruchten-rust, naar 't laatste dage-rood,
glooit de Aarde, in 't plooien-kleed der goud-zwaar' herfstgewaden,
moede als een moeder is van voede' en van verzaden,
zóo, moede en lijde, in de armen van den dood,
-in de open armen van den dood, zoet als de haven,
waar zware tochten zich aan de hope komen laven;
in de open haven, zalig als een moeder-schoot...
Kom, laat ons gaan door 't land der herfsten... Zomer-dagen
laaiën hun laatsten brand van zwaar gebroei...- o Kind
dat vóor mijn weze' uw wijze liefde hebt gedragen,
en al de sterren weet die we in veel nachten zagen,
en de' adem van den Tijd door de' adem van den wind:
zomer laait nu uit, kind, in 't staëge licht-vervagen;
de aard laat de barens-daad in vlije rust vertragen,
en 'k voel dat de eeuwigheid in deze avond begint....
We zullen gaan door 't land der herfsten, en, verloren
in herfstige eenzaamheid, zal ons véel vrede zijn.
Zie, de avond graaft in de aard zijn laatste zonne-voren;
en wij, - ons liefde werd in wétens-ernst geboren,
-'t geweten van den herfst zal om ons leden zijn...
Ons liefde is moe van lam gezeur en mooie logen...
We gaan door 't land van herfst, - o, sluit uw lévende oogen,
-we gaan ten zoeten dood in 't kallem aard-gedein.

(uit 'Het Vaderhuis', 1903)

In een geheel àndere toonaard, vanuit een diep geloof en Godsvertrouwen, schreef Felix Timmermans (1886-1947) zijn beroemd en bemind gedicht "De Herfst blaast op den hoorn":

De Herfst blaast op den horen,
en 't wierookt in het hout;
de vruchten gloren.
De stilten weven gobelijnen
van gouddraad over 't woud,
met reeën, die verbaasd verschijnen
uit varens en frambozenhout,
en sierlijk weer verdwijnen...
De schoonheid droomt van boom tot boom,
doch alle schoonheid zal verdwijnen,
want alle schoonheid is slechts droom,
maar Gij zijt d' Eeuwigheid!
Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
en zegen ook zijn vruchten.
Een ganzendedriehoek in de luchten;
nu komt de wintertijd.
Ik hoor U door mijn hart en door der rieten zuchten.
Ik ben bereid.

(uit: 'Adagio', 1947)

maandag 16 augustus 2010

Negende IJzerwake: nationalistisch, Heel-Nederlands, anti-belgisch


De nationalistische en Dietse bedevaarders mogen zich verheugen over een negende uitgave van onze en hun IJzerwake, op zondag 22 oogstmaand e.k.. Geest, taal, ideologie en vooral STIJL verschillen van bij het begin van de wazige, melige en flauwe toonaard van de - zieltogende "IJzerbedevaart"! De oorspronkelijke en enig aanvaardbare leuzen waren en blijven die van de Vlaamsgezinde IJzerfrontsoldaten van de Eerste Wereldoorlog: "Zelfbestuur, Nooit meer Oorlog, Godsvrede. De "nieuwe" termen van het IJzerbedevaartcomité - dat al sedert Paul Daels (midden jaren 1980...) aan het verwateren is - zijn algemener en niet meer strijdbaar: "vrijheid, vrede, verdraagzaamheid".



Tijdens de komende Wake zullen de idealen van de Frontsoldaten, o.a. Renaat de Rudder, de Gebroeders van Raemdonck, Joe English, Lode de Boninghe en Frans van der Linden opnieuw gestalte krijgen in de bind- en herdenkingsteksten van Anton Aldi en Erik Verstraete. Hopelijk komen nog enkele honderden Vlaams-nationalisten méér dan vorig jaar opdagen, zodat we geleidelijk naar 6000 bedevaarders evolueren. De duizend van Kaaskerke, bij de toren waar wij, échte bedevaarders, thuishoren, zullen allen een handje krijgen van één der vorige comité-voorzitters, Lionel van den Berghe - die naar Spirit-spa evolueerde....- die op de weide aldaar de duizend aanwezigen (NVA-ers...?) de hand zal drukken. Dat kan wel, want zoveel zullen er zelfs niet meer zijn... Om de goede, radicale en trouwe geest van de IJzerbedevaarten, sedert 1919, nog eens op te roepen, haal ik hier de mooie "IJzerpsalm" van de Dietse dichter Ferdinand Vercnocke aan: " 't Vaarwel was kort, zij togen vroom ten strijde,/ zij waren jong, manhaftig in 't gevecht; werd recht beloofd, voor recht zou Vlaanderen strijden;/ zij streden trouw, en vielen zonder recht.// Nu rusten zij in 't eindloos veld begraven geliefde jeugd, verloren, ver van huis/ vervolgd, verguisd in hun geschonden graven/ en onder 't puin van hun verbrijzeld kruis.// Het volk gedenkt 't volk heeft een Kruis gegeven, een groots tehuis, een stoute burcht van steen; waar liefdevol hun namen staan geschreven,/ verheerlijkt volk, in broederschap bijeen.// Blijf, Dietse Kruis, voor Dietse volk een bake,/ op 't heiligdom door bloed des volks gewijd; gij zijt een schans, de doden staan op wake./ Zij strijden voort den onvolvochten strijd."



Alléén de geest van dit lied is de boodschap die de IJzerwake blijft uitdragen; alle tegenwerking en onbegrip ten spijt! Naar dit kruis zullen wij, IJzerwakers en bedevaarders terugkeren!

dinsdag 20 juli 2010

Gezelles 11 juli: Groeninges Grootheid!



De 11-juli-vieringen of, zeer oppervlakkig en officieel-correct, de "feesten van de Vlaamse Gemeenschap" zijn voorbij en ze waren weken bezig. De officiële, georganiseerd door districten of gemeenten (steden), waren meestal inhouds- en stijlloos. De betere radicalere en niet correcte voerden de hoofdtoon. Meest strijdbaar en toch beheerst was de wandeling van Luc Vermeulens Voorpost door de Vlaamse (Brabantse) randgemeenten rond Brussel, die steeds verder worden verfranst, met name door Wezenbeek-Oppem! In Antwerpen organiseerden de "Gulden Senioren" hun al traditionele Sporen-herdenking op het sfeervolle Hendrik Conscience-pleintje, aan de luisterrijke, barokke Sint-Carolus-Borromeuskerk. Het programma van deze nationalistische Sporen-viering omvatte een herdenking van Herman van den Reeck, de jeugdige flamingant, die op 11 juli 1920, nu precies 90 jaar geleden, bij het verdedigen van de leeuwevlag van de Vlaamse meisjes van "Klimop", door een brutale politieagent werd neergeschoten en bezweek. Declamatrice Walda van Onckelen presenteerde, samen met Renaat van Beeck. Beiden droegen het wel bekendste Van den Reeck-gedicht van een hele reeks voor, dat van Wies Moens: "Aan Herman van den Reeck, gevallen voor de zaak op 11 juli 1920", dat als volgt begint: "In mijn stille, witte cel/ is het bericht van uw dood/ als een nieuw parool/ dat scherpe lippen fluisteren in den nacht./ (Die het wachtwoord ontvangt,/ hij zet zijn leven tot een bolwerk er om heen.)" Ook andere expressionisten, Paul van Ostaijen, Marnix Gijsen, Victor Brunclair, René De Clerck brachten hulde aan de jonge Van den Reeck en gispten de belgische moord op een jonge Vlaamse student. De gasttoespraak werd gehouden door Erik Stoffelen, voorzitter van het ANZ. Erik haalde uit naar de "onmogelijke staatshervorming": "DeWever en Di Rupo: water en vuur..." en hekelde scherp de ontoelaatbare inmenging van Albert II, die in Brussel bevel gaf om leeuwenvlagjes uit de handen van kinderen en volwassenen te rukken! Vóór de pauze werden muziek en zang van "", dé nationalistische en Heel-Nederlandse formatie van Radio Rapaille, zeer gesmaakt. Standrecht

Hoogtepunt werd, om 16.30 u. -spijts de hitte- een grote studentencantus van drie nationalistische studentengilden: het KVHV, de NSV (Nationalistische Studentenvereniging) en de NJSV (Nationalistische Jongstudentenvereniging). Voor oud-studenten en andere zanglustigen hartverwarmend! In volle vrijheid en los van brutale inmenging van de stad Antwerpen, zoals in 1920, kunnen we nu bogen op radicaal-volkse, Vlaams-nationalistische en Dietse vieringen.

Geheel anders was het in de 19de eeuw, toen letterkundigen, onderzoekers en dichters, schoorvoetend een Vlaamsgezinde én -na de onwettige muiterij van 1830 die tot de jammerlijke afscheuring van ons Verenigd Koninrijk der Nederlanden leidde -ook orangistische, Heel-Nederlandse stem lieten horen: de literatuurvorsers en ontdekkers van oude schatten, zoals volksliederen, epiek en lyriek: Jan Frans Willems, Ferdinand Augustijn Snellaert, Prudens van Duyse, Johan Alfried de Laet, Blommaert, Ledeganck e.a. De bekendste, dichterlijke wegbereider voor onze ontvoogding, vóór Verriest en Rodenbach, ook in journalistieke geschriften, blijft Guido Gezelle (1830-1899). Na Hendrik Conscience, in diens "De Leeuw van Vlaenderen" (1837), evoceerde hij, in zes gedichten, "Groeninge'ns grootheid of de slag der Guldene Sporen". Dat deed hij in 1894. Het bekendste van deze strijdvaardige, in wezen nationalistische, gedichten, zingen we jaarlijks méér dan eens, op de krachtige muziek van Jef Van Hoof en onder de titel "Groeninge": Het vlaamsche heer staat immer pal,/ daar 't winnen of daar 't sterven zal:/ alhier, aldaar, aan lange lansen,/ de leeuwen dansen." Ik ga niet verder, want iedereen kent de tekst door het lied. Met sarcastisch genoegen, vrij ongewoon voor hem, beschrijft Gezelle het gevecht zelf: "Harop! De goedendag/ slaat! slaat!/ Harop! den goeden slag/ slaat! slaat!// Ruimt bane, eer, op/ uw' vuile schansen,/ den doodendans/ de leeuwen dansen!// Harop! Den goeden slag/ slaat! slaat!/ Harop! de goedendag/ slaat! slaat!// Door hooge en leege/ en liên en lansen,/ den zegedans, den zegedans/ de leeuwen dansen!// Harop! Den - goeden - dag!" De brave, maar eigenzinnige en hoogbegaafde taalkenner en flamingant besloot zijn vijfde gedicht met triomfantelijk genoegen: "De peerdehoeven staan in 't zand,/ te Leyewaard gedreven;/ maar keerwijs om, naar 't zuiderland,/ geen twee, geen één op zeven; ter Vlamingvaart zoo wilde elkeen:/ ze gingen al, 't en keerde geen!"

Het Consciencepleintje kleurde op 11 juli wel geel van de leeuwenvlaggen, maar, spijts de Dietse accenten, viel er geen enkele orane-blanje-bleu-vlag te bespeuren...

maandag 5 juli 2010

Ballade van de IJzerbedevaart


In Anton van Wilderodes "Het tweede jaargetijdenboek" (1987) vind ik verscheidene heel mooie juli-gedichten, maar toch wens ik, een zevental weken van tevoren, al vooruitblikken op onze negende IJzerwake in Steenstrate (bij Ieper), op zondag 22 oogstmaand, om 11 u. Ik doe dit met mijn "Ballade van de IJzerbedevaart", terug te vinden in mijn jongste dichtbundel "Gebleven is de Adel" (blz.32-33). Voor mijn volgende Utopia beloof ik enkele bekoorlijke juli-gedichten!

BALLADE VAN DE IJZERBEDEVAART
--------------------------------------------------------
I Ooit gaf de stoute strijd aan 't IJzerfront
aan dit ontzielde volk een klein geweten.
Door 't offer van de ridders-frontsoldaten vond
een kleine schaar de weg naar het verlaten veld.
De staatse haat ontstak een broeihaard van geweld.
Een bedevaart deed stap voor stap belijden
de Dietse eigenheid die in de storm der tijden
werd neergedrukt, misvormd en uitgeteld.
Toen kreeg die kleine kern een goed gezag
van volksgetrouwen, die zich schaarden
aan de zijde van de kleinen, de gewijden
door eenvoud en verdriet. Dat waren àndere tijden.

II. Maar weer bleek 't lot 't arm Vlaanderen niet genegen.
Ten tweeden male leidde een wereldbrand
de besten van ons volk weer op verdeelde wegen.
De staat keek grijnzend toe en greep de kans
om volkscultuur en eigenheid te slaan,
te wurgen in zinnebeeld en trouw aan idealen.
De zuivere toren mocht niet blijven staan.
Hij moest en zou de harde tol betalen,
die de vijandige staat weer eisen dierf
van 't lam geslagen en verscheurde volk.
Geen toren kan bij nacht de haat weerstaan:
de daders konden ongestraft hun gangen gaan.

III Voor 't zuidelijk Nederland rees zwart de tijd:
zijn "Zwartboek" schreef Wies Moens, heen ging Verschaeve,
monddood werd 't Dietse Vlaanderen, wijl de staatse nijd
de trouwen nedersloeg. Maar als een goddelijke gave,
in nood en fel verweer, stond weer een kleine schaar
voor nieuwe arbeid klaar: de toren moest herrijzen.
Trots en verbeten stonden, wist Van Wilderode,
Vlaanderens vendels, van nieuwe tijd voorbode.
De bedevaarten brachten velen op de been.
Volk en leiders gingen eindelijk beseffen
de echte nood van 't land en steen na steen
herrees de ranke toren en niemand zou verheffen
een stem van onbegrip. Geen wanklank viel te horen.
Alleen nog geestbederf kon deze opgang storen.
Ontrouw en eigenbaat tastten toch "leiders" aan.
Het volk, verward, kon geen bedrog verstaan.
't Vergif was uitgestrooid door eigen "leiders".
De harde tweespalt viel niet meer 't ontwijken.
Wie zorgt voortaan voor schoonheid en voor volkse trouw?
Een nieuwe, Dietse kern zal waken en herijken!

maandag 14 juni 2010

Theo, Pim, Ayaan

Een dikke twee maanden geleden, bij het openbarsten van de lente, ontving ik een ontroerend liedje, mooi geschreven en heel treffend ingaand op enkele dramatische gebeurtenissen die Nederland, het Nederlandse volk van Noord en Zuid of Vlaanderen, nog steeds door een volksvreemd belgië bezet, teisterden en velen opschrikten. Ik ontving het via een e-bericht van "Heimdal-Vlaanderen", een Noords-Germaans gerichte organisatie. De dramatisch gebeurtenissen heb je reeds kunnen afleiden uit de titel: de laffe en wreedaardige moorden op de politicus en schrijver Pim Fortuyn (6 mei 2002) en op regisseur en programmamaker Theo van Gogh (2 november 2004) én het uitwijken van de door moslim-fanatici met de dood bedreigde Ayaan Hirsi Ali, Nederlandse politica en schrijfster! Zij vluchtte naar de VSA, in de overtuiging dat zij daar veilig zou zijn...In (staats)Nederland zorgde deze Somalische schoonheid met veel feministisch lef voor de nodige opschudding door haar ongezouten kritiek op de (extreme) islam en op de stichter van deze woestijngodsdienst, Mohamed, die zij een "perverse tiran" noemde, verwijzend naar diens seksuele omgang met een meisje van negen, dat zijn "vrouw" moest zijn. Met scherpe uitspraken van die aard was haar vlucht naar de VSA wel aangewezen.

Als we het leven van dit fameuze trio lezen, bekruipt ons inderdaad een gevoel van gemis, van weemoed ook. Dàt verwoordde de (staats-)Nederlandse liedjessschrijver Marc De Koninck twee jaar geleden. Misschien zegt het de massa "belgische" flaminganten nog iets? Dreiging en terreur van de moslim-fanaten zijn in dit apenland nochtans even erg! En ten slotte': de enige, sterkere weg naar de toekomst is die naar de hereniging met (rijks-)Nederland, zeker in de (toenemende) strijd tegen de islamizering!!

Theo, Pim, Ayaan
----------------------------

Als ik in m'n polderland ben
Bekruipt me daar iets ongewis
Het land waarmee ik zo verwant ben
Doet me bedenken wat ik mis.
't Zijn een paar mensen die ontbreken
In Nederlands publiek domein.
Ze zijn vermoord of uitgeweken.
Dat dat in Holland zo kan zijn.
'k Zie hoe 't maaiveld weer intact is,
Nadat vakkundig alles wat er bovenuit stak afgehakt is.
Nooit was m'n polderland zo plat.
Ik mis Theo, ik mis Pim, ik mis Ayaan:
Theo, Pim, Ayaan.
Nu komen de opruiende geluiden
Alleen nog van die ene weetje wel:
't Rechts orakel uit het zuiden,
niet bepaald mijn soort rebel.
Toch is het ongetwijfeld waar dat
Die man beschikt over talent.
Soms denk ik: als ie ander haar had
werd ie minister-president!
Zo'n keuze zou het land wel passen.
Wat zijn we plat, wat zijn we klein!
Ik zie de kleur, ik zie de klasse
van hen die uitgeschakeld zijn.
Ik mis Theo, ik mis Pim, ik mis Ayaan:
Theo, Pim, Ayaan.
'k Weet dat Amerika berucht is
In Hollands progressieve scene.
Maar dat Ayaan daarheen gevlucht is
Geeft hun te denken nu mischien.
Want de polder vindt zichzelf geweldig,
O zo democratisch maar voor mij
Zijn geen verkiezingen meer geldig
Zonder die drie van de partij.
O nee, je zult van mij niet horen
Dat alles nu maar stil moet staan.
't Is 't gemak dat mij kan storen
Waarmee we zomaar verder gaan.
Ik mis Theo, ik mis Pim, ik mis Ayaan:
Theo, Pim, Ayaan.

Tekst en muziek: Marc De Koninck Copyricht: C 2008

dinsdag 1 juni 2010

Jongeren steunen Alexandra's strijd voor het Leven!


Al kreeg zij van het partijbestuur van het Vlaams Belang een minder kansrijke plaats toegewezen, met name als lijstduwer voor de Kamer, toch gaat juist nu Alexandra Colen de uitdaging aan, neemt zij het figuurlijke zwaard in de hand en bindt zij de strijd aan tegen de de "pedofiele mentaliteit", die tot bij kerkelijke gezagdragers is doorgedrongen. Mij komt onontwijkbaar "de heilige van Domrémy", de grote strijdster voor het zuivere christelijke geloof én voor Frankrijk (tegen de Engelsen), Jeanne d' Arc, voor de geest... Alexandra kent me als dichter en zal het me niet euvel duiden... De huidige houding van laksheid, van verregaande toegeeflijkheid op zedelijk, cultureel en geloofsgebied neemt zij zwaar op de korrel. Voor haar is de strijd voor onze Westerse waarden - zoals die in wezen zijn en blijven - een strijd tegen de "cultuur van de dood"!

"Normale gezinnen - vaders en moeders en kinderen, die trouw zijn aan elkaar - wie spreekt er nog voor hen?", zo stelt deze weerbare, Vlaamse politica. Binnen de belgische politieke en politiek-correcte profiteursbende én al even erg binnen de katholieke Kerk is er blijkbaar geen tweede witte raaf te vinden zoals Alexandra Colen! Maar er schijnt licht in de duisternis. Onder de titel "Met de Overlevenden naar Scherpenheuvel" meldde zij haar vrienden op donderdag 20 mei het volgende: "Er is een nieuwe generatie opgestaan? Plots merk ik dat dat tussen de parlementaire stageairs en de jonge personeelskrachten van de partij (VB) overtuigde en bezielde christenen zitten die zonder schroom uitkomen voor hun geloof. Ze contacteren mij, bieden zich spontaan aan om campagne te voeren en zeggen: 'Alexandra, we gaan naar Scherpenheuvel. Om voor jou te bidden en jouw folders uit te delen aan de bedevaarders.'"

"En dus", zegt Alexandra dan, "ga ik op pinkstermaandag, in deze meimaand, "campagne voeren" aan de basiliek van O.-L.-Vrouw. Wie zich geroepen voelt om mee te komen, hij kome. De zon zal schijnen."

Wat zij verder met nadruk vermeldt, verdient nu weer alle aandacht: "Daar sta ik dan, voortgestuwd door enthousiaste twintigers. Zij noemen zich de "overlevenden". Ze zijn even oud of iets ouder dan de Belgische abortuswet (1990). Het zijn jongeren die beseffen dat ze allemaal geaborteerd hadden kunnen worden als hun ouders dat hadden gewild. We staan er als ouderen niet bij stil, maar blijkbaar tekent dat een generatie. De moederschoot is vandaag de gevaarlijkste plaats ter wereld. Elke twaalf dagen sterven er in de EU meer kinderen door abortus dan mensen in het verkeer heel het jaar door. Elke jonge mens, geboren sinds 1990 is een overlevende.

Scherpenheuvel is niet mijn kiesdistrict, maar het ligt wel op de grens ervan. We gaan de boodschap brengen van de STEM VOOR HET LEVEN. Of mensen voor me kunnen stemmen of niet, is niet belangrijk. Als ze maar worden wakker geschud. Dat ben ik verschuldigd aan de overlevenden. - En als ik herkozen word, beloof ik hun, begin ik een gebedsgroep in het parlement (!) Met politici, parlementaire medewerkers en personeel van Kamer en Senaat. Er waait een nieuwe wind, er heerst een nieuwe geest, een nieuwe generatie drukt haar stempel. Vlaanderen vrij, weg met de Belgische rottigheid. De jeugd verlangt naar een nieuwe staat - een zuivere staat."

Een oproep die kan tellen. Nog vóór wij Alexandra steunen in het stemhokje, roept zij ons op om samen te komen aan de basiliek van Scherpenheuvel op maandag 24 mei, vanaf 10 u.

zaterdag 8 mei 2010

"Volk, word staat!"


Tegen de laffe en schandelijke uitstel-manoeuvers van de "uittredende" belgische regering om het parlement buiten spel te zetten voor het stemmen over en het noodzakelijke goedkeuren van de splitsing van B.H.V., klinkt de jongste weken weinig verweer vanuit de makke Vlaamse Beweging. Er was alleen de brave betoging van 22 april jl. in Vilvoorde. Om de lezers van deze blog, naar ik hoop overwegend Vlaamse en beter nog Dietse nationalisten, weer een beetje moed te geven en dat op een dichterlijke en dus heel directe wijze, laat ik de stemmen van twee radicale geestverwanten en vrienden weerklinken: Anton van Wilderode in zijn beroemd lied "Volk, word staat!" (muziek van Herman Elegast, IJzerbedevaart 1984) en de Waaslandse houtsnijder Wim De Cock in zijn felle satire "Een vaderland om in het hart te dragen".

VOLK, WORD STAAT!
------------------------

Volk, word staat, word Vlààmse staat,
doe de kansen keren,
weer wie u met slechte raad
om de wille van de baat
averechts regeren,
zoveel slechte heren!
Volk, word staat, word Vlààmse staat,
dop uw eigen bonen,
vecht zo lang uw hart nog slaat
tot het vaderland bestaat
waarin straks uw zonen
beter zullen wonen!
Volk, word staat! De oude eis
nu in de felle gebiedende wijs!
Eindelijk, eindelijk eindigt de tijd
van uw beschamende horigheid.
Eindelijk neemt gij het lot van uw land
stevig in eigen hand!
Volk, word staat, word Vlààmse staat
om als volk te leven.
Nacht die naar zijn morgen gaat,
morgenlicht en dageraad,
dag die onbeschreven
ons wordt toegegeven!

Anton van Wilderode

-----------------------------------------------------------

Meer dan twintig jaar later is de ellendige doodsstrijd van deze haat- en on-staat nog altijd niet ten einde. Ja, we weten het, de "Vlamingen" - een verzameling van Vlamingen, Brabanders en Limburgers, van wie er nog altijd weinigen beseffen dat wij Nederlanders zijn! - zijn een laf en dom-bedrogen volkje. Met de jongste politieke clownerieën hopen we nog altijd dat zij tot het besef zullen komen dat deze staat de put in moet, diep onder de grond! Lees maar het volgende, sterk gedicht van spotdichter, poëzievertaler en houtsnijder Simon Schamp, een volgeling van Anton van Wilderode!

EEN VADERLAND OM IN HET HART TE DRAGEN
--------------------------------- --------------------

Dit is het vaderland waar men geen schaamte kent.
Waar normen even snel als damp vervagen.
Waar diefstal en corruptie ongeremd
De oorzaak zijn van stijgend onbehagen.
Dit is een vaderland om in het hart te dragen.
Dit is het vaderland waar men de wetten stemt
om tegenstanders te belagen.
Waar men belastert, broodroof en de rechten schendt
Van hen die heel terecht om uitleg vragen.
Dit is een vaderland om in het hart te dragen.
Dit is het vaderland waar elke vreemde delinquent
Met vrucht en onbevreesd, zijn kans kan wagen.
Waar hij wordt opgevangen en verwend,
Tot aan het einde van zijn dagen.
Dit is een vaderland om in het hart te dragen.
Dit is het vaderland waar elke zuurverdiende cent
Met zorg wordt nagepluisd en aangeslagen.
Waar vorst en paladijnen, permanent
Als ratten aan de staatskas knagen.
Dit is een vaderland om in het hart te dragen.
Dit is het vaderland. Dit is de circustent,
Waarvan wij hier met schroom gewagen.
Het rotversleten monument.
De ergste van de zeven plagen.
Dit is het vaderland dat wij ten grave dragen.

Simon Schamp

dinsdag 27 april 2010

"Het wemelt in de mei van blonde kleinen..."


Van de twaalf maanden is de bruisende bloeimaand mei wel de mooiste en de meest inspirerende, al zijn ook de weemoedige nazomer- en herfstmaanden september en oktober niet te versmaden in de poëzie en in de beeldende kunst. Op letterkundig gebied krijgt de komende meimaand wel een heel bijzondere betekenis: op de eerste van mei 1830 - vreemd genoeg ook het rampjaar van de "belgische" (= Waals en Frans uitschot) muiterij tegen koning Willem I van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, die de scheiding van dat, ons land, teweegbracht... - werd dé prins van de hele, moderne Nederlandse poëzie, Guido Gezelle, geboren in het glorieuze, historische Brugge! 180 jaar geleden dus. Op de 31ste van diezelfde bloeimaand overleed in Antwerpen één der grootsten van onze moderne Nederlandse literatuur: Willem Elsschot (1882-1960), de sarcastische, ironische hekelaar en de rebelse, gevoelige dichter!

Gezelle - die, nog geboren tijdens de regering van onze Nederlandse koning Willem, later weliswaar géén Groot- of Heel-Nederlander werd zoals Jan Frans Willems, Ferdinand Snellaert of Prudens van Duyse -bezong de bloeimaand zoals weinig anderen, veelvuldig en fascinerend mooi. Zeg maar luidop zijn volgende beginverzen van enkele meigedichten: "De kerzelaar zijn trouwgewaad/ heeft aangedaan;/ vandage moet hij, meidag is 't,/ ter bruiloft gaan." en " 't Was in de blijde mei,/ ei, ei,/ 't was in de blijde mei!"/ En, komend achter 't land gegaan,/ 'k zag al de blijde blomkes staan:/ 't was in de blijde mei,/ ei,ei,/ 't was in de blijde mei!" Het eerst geciteerde gedicht komt uit de bundel "Rijmsnoer" (1897) en het tweede uit de mooie, speelse en sterk "verdichte" "Kleengedichtjes" (1858-'59). Gezelle was een romantische natuur, bij wie de neerslachtigheid (depressiviteit zegt men nu) hevig afstak tegen de blijde, opgewekte en vrolijke dagen die hij - zij het in mindere mate - ook beleefde. Denken we maar aan het beroemde gedicht: "Ja, daar zijn blijde dagen nog in 't leven,/ hoe weinig ook, daar zijnder nog voorwaar...", uit de ontroerende bundel "Gedichten, Gezangen en Gebeden" (1860). Er zijn wellicht duizenden gedichten en liederen geschreven, getoonzet, gezongen door het volk, die de zalige bloeimaand mei oproepen en prijzen en ze meermaals ook met de liefde de Minne en met erotiek verbinden. Ik noem er nog enkele uit de Duitse poëzie, zoals dat van de grote laat-romanticus en spotvogel Heinrich Heine (1797-1856): "Im wunderschönen Monat Mai,/ als alle Knospen sprangen,/ da ist in meinem Herzen die Liebe aufgegangen...; het heerlijke "Mailied" van Goethe: "Wie schön leuchtet mir die Natur,/ wie glänzt die Sonne,/ wie lacht die Flur..." en dat van de vroeggestorven, zalige lied-dichter en zanger Novalis (= Friedrich von Hardenberg, 1772-1801): "Es färbte sich die Wiese grün,/ und um die Hecken sah ichs blühn...". Dat gedicht, vervuld door natuurverrukking heb ik vertaald en opgenomen in mijn jongste dichtbundel "Gebleven is de Adel" (2006): "De weide kreeg een groene glans/ En om de hagen was de bloei één dans..."

Eénvoudig en ontroerend is het lied "Het wemelt in de mei van blonde kleinen nabij de veldkapel", een gedicht van het Limburgse "Pasterke Cuppens", waarvan ik de eerste woorden als titel koos. Mij komt nu dat liefelijke lied vanuit mijn kindertijd voor de geest: "Het wemelt in de mei van blonde kleinen, nabij de veldkapel. De toppen van de grote linde deinen, nabij de veldkapel. Maria hoort de zoete melodieën der boerenkinderen en der honingbieën. Ave, Maria; Ave, Maria."

In de inleiding tot dit stuk verwees ik naar de tweede meester van onze moderne letterkunde na Gezelle - Streuvels en Van de Woestijne even buiten beschouwing gelaten: Willem Elsschot. Bij hém, die een overtuigd flamingant én een handig-lijmend zakenman was, kom ik terug in één van de volgende afleveringen van mijn Utopia. In de loop van de komende weken van mei zal ik een ruim artikel aan hem wijden en daarbij ook zijn onvolprezen Borms-gedicht aanhalen.

Deze "aflevering" besluit ik nu met een eigen Gezelle-gedicht, uit mijn poëtisch debuut "Verloren Land" (1981):

"Guido Gezelle, kind van Brugge en van mei"
--------------------------------------------------------------

Een meikleed, moederlijk en mild,
Maakt Brugge plots tot zuidelijke stad.
Met zalig lentegoud wordt alles overgoten
Alsof dit land geen oude pijn meer had.
Dit heilig schrijn, dit gotisch pronkjuweel,
Droeg eens, in mei, zijn wonderbaarste kind.
Een heldere stem uit vuriger tijden,
Een bloesemend, een orgelende wind.
De zanger bleef een kind, dat de geheimen wist
Van bloemen, vlinders, vogeltaal.
Hij schreide om abelen in de herfstelijke dreven
En zong zijn lied het zuiverst met de nachtegaal.
En als de mei haar bloesems sneeuwde,
Ontvouwde zich zijn hart naar 't zonnelicht
Als waterlelies op een rimpelloze vijver.
Dan schreef hij voor de Hoge Vrouwe 't lieflijkste gedicht.

(Bloeimaand 1980)

zondag 11 april 2010

Herman van den Reeck in het Bormshuis


Kille maartse buien op de 20ste dag van die maand, maar binnen in het Bormshuis, aan de Volkstraat 30 in Antwerpen, deed het deugd aan mijn Vlaamse, beter Dietse hart, die enorme toeloop van nationalistische vrienden, bekenden en kameraden, onder wie heel wat geestverwanten uit het Algemeen Diets Jeugd (Jongeren) Verbond (jaren 1950-'60), voor de opening van de tentoonstelling "Herman van den Reeck, een zoeker in woelige tijden". Vanwaar dat Dietse aspect? De gastspreker was Paul van Caeneghem, oud- en trouw lid van het Algemeen Diets Jeugdverbond (vanaf 1961: "Jongerenverbond"). Hij was uitgenodigd door de voorzitter van het Bormshuis, Bob Hulstaert, zelf ook leider van het ADJV, zij het iets vroeger. Herman Van den Reeck, die op 11 juli 1920 de leeuwenvlag van de Vlaamse meisjesbond "Klimop" wilde beschermen tegen een al te brutale politieagent, werd prompt neergeschoten op de Antwerpse Grote Markt. Twee dagen later stierf de 19-jarige jongeman. Naast enkele vervolgde en opgesloten aktivisten, was van den Reeck een vroege Dietser, een Heel- of Groot-Nederlander. Hij was één van de vele, Vlaams- en Nederlandsgezinde slachtoffers van deze anti-volkse, anti-Dietse en Noord-Franse staat....

Bormshuis-voorzitter Bob Hulstaert en archivaris Lieve van Onckelen hebben onder deze geruchtmakende tentoonstelling (reeds de 38ste in het Bormshuis sedert 1993) hun schouders gezet en er een waardevol getuigenis over deze rebelse, vredelievende en verbeten nationalistische "martelaar van de Vlaamse Beweging". Er zijn hier heel wat kostbare stukken, handschriften, foto's, vlaggen, boeken en andere documenten te bekijken en te bewonderen. Pronkstuk is zeker de prachtig bewaarde leeuwenvlag van de Katholieke en Vlaamse Meisjesbond Klimop. Daarvoor schoot een Antwerps politieagent hem genadeloos neer. De verantwoordelijke burgemeester, Jan de Vos bleef laffelijk afwezig en liet de verantwoordelijkheid over de grootse en geestdriftig-flamingantische 11 juli-betoging, die hij had verboden, terwijl ze in Borgerhout was toegelaten, over aan de franskiljonse schepen Strauss, die het bevel gaf om de Grote Markt te ontruimen én met scherp te schieten. De storm van verontwaardiging over die belgische misdaad tegen een weerloze Vlaming leidde tot een versnelde radikalizering van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Dat gebeuren en daarna de indrukwekkende begrafenis van deze bezielde jongeman in een woelige tijd wordt weerspiegeld in 54 stukken op panelen. Dan zijn er nog verscheidene toonkasten en een tweetal vlaggen van jeugdvendels (ADJV en VNJ) die de naam van hun held dragen...Voor de kenners, liefhebbers en overtuigden van de noodzaak dat de geschiedenis van de in drie - met de oude gewesten binnen Duitsland vier - landsdelen van de oude Nederlanden en van het Nederlandse volk grondig moeten worden herzien en herschreven in een volkse zin en in een geest van Dietse lostverbondenheid, is deze tentoonstelling een "must" (excuus voor dit Engels...), meer nog: een aanloop tot nieuwe bewustwording kan zijn. Er zijn daar nog verscheidene culturele, literaire en historische blikvangers te bekijken, te lezen, te bewonderen: foto's en getuigenissen van de begrafenis en van de indrukwekkende rouwstoet voor Herman van den Reeck, enkele van de gedichten, geschreven door de overwegend Vlaamsgezinde expressionistische dichters: Paul van Ostaijen (kopie), Marnix Gijsen ("Sluit de gelederen. Hij is gevallen.", Albert Vanhoogenbemt, Victor Brunclair, Wies Moens in zijn tweede bundel "De Tocht" ("In mijn stille, witte cel is het bericht van uw dood als een nieuw parool..."), Antoon Jacob, Gaston Burssens. Een merkwaardig historisch en artistiek stuk is het schilderij van Paul van Ostaijen door Prosper de Troyer.

Bezoek deze, opnieuw stimulerende expositie: nog toegankelijk tot en met woensdag 30 juni; elke dinsdag, woensdag en vrijdag van 14 tot 17 u.; zaterdag van 10 tot 16 u. De inkom is gratis.

maandag 8 maart 2010

Aleidis Dierick: een nieuwe lente, een winters-broos geluid !


"Dondermaand": het is maar één van verscheidene volksnamen voor de grillige overgangsmaand tussen winter en (soms nog verre) lente. Enkele andere nog: buienmaand, dorremaand (verwant met "donder"), guldenmaand, lentemaand en Thormaand. Thor was bij de Germanen van het Noorden de dondergod; de West-Germanen, Franken, Saksen, Friezen, Angelen, Alemannen, Boergonden e.a. geruikten de naam "Donar". De oude Germaanse mythologie heeft, naast het kristendom, met Latijn en Grieks, meer invloed gehad op onze volkstalen dan we kunnen weten!

Ik wil mijn "maartse buien" van kennis, geloof en liefde openen met een gedicht van een lieve vriendin, geestverwante, én radikale nationaliste, de Vlaamse, dus Nederlandse, Aleidis Dierick. In het fiere Aalst is zij een drijvende kracht achter de strijd voor de opgang en de algehele onafhankelijkheid van ons volk! Samen met Lucienne Stassaert en Jo Gisekin is zijn één der grootsten van de hedendaagse Vlaams, dus Nederlandse poëzie. Treffend en zuiver is de gestalte van maart die zij in haar gelijknamig gedicht oproept:

MAART
------------

De dage breekbaar, van ijs, doorschijnend
de nachten van wind en beweging,
warmte, de aarde, zij kantelt.
Van gras een verrukkelijke keerkring.
Bruin en bewolkt zijn de stromen,
de struiken losbarstend in twijgen,
als huiven de kruinen vol vogels,
het hart is tot alles in staat.
Verlange, een mond in het donker,
een mateloos verwachten van water,
beminde bevrijd mij van honger.
De morgen zo koel als agaat.

Aleidis Dierick
(uit 'Een zomer voorzien', 1977)

Ik zal trachten nog poëtische schoonheid te puren uit het oeuvre van Hadewijch en Alice Nahon...

zaterdag 13 februari 2010

De vroegste lenteadem


Telkenjare denk ik: nu zal ik de vroegste, prille adem van de lente voelen en terugdenken aan onze ouderlijke tuin (hof) in Mortsel-Dorp, in de jaren 1950, toen Mortsel nog géén stad was... Februari, met zijn oude volksnamen "dooimaand, dollemaand, koekemaand, Lichtmismaand, schrikkelmaand of slijkmaand" genoemd, was voor mij herademen, het aanwaaiende voorjaar proeven. Momenten van blijdschap dus! Het hagelde, regende, sneeuwde en vroor nog wel, maar er hing méér in de lucht: de verre, zachte adem van de lente. En ik zong of neuriede in onze heerlijke tuin (waar de appel-, pere-, kerse-, krieke- en perzikbloesems hun opwachting gingen maken...) Schuberts verrukkelijke lied: "Die linden Lüfte sind erwacht. Sie säuseln und wehen tag und nacht. Sie schaffen an anten Enten. Nu muss sich alles, alles wenden!" Ook Novalis (1772-1801, Friedrich von Hardenberg), de voortijdig aan tuberculose overleden mystieke dichter, de romanticus pur sang, voelde zeer intensief en vurig de eerste adem van de lente, het "Frühlingserwachen".

Ik haal hier enkele strofen aan uit zijn ontroerend lentegedicht "Es färbte sich die Wiese grün..." dat ik heb vertaald en opgenomen in mijn jongste dichtbundel "Gebleven is de Adel" (2006). Ik voeg er mijn Nederlandse vertalingen aan toe.

Es färbte sich die Wiese grün,

und um die Hecken sah ichs blühn;

Tagtäglich sah ich neue Kräuter,

mild war die Luft, der Himmel heiter;

ich wusste nicht wie mir geschah

und wie das wurde was ich sah.

Und immer dunkler ward der Wald,

auch bunter Sänger Aufenthalt,

es drang mir bald auf allen Wegen

ihr Klang in süssem Duft entgegen;

ich wusste nicht wie mir geschah

und wie das wurde was ich sah.

.........................................................

Wie ich so stand und bei mir sann,

ein mächt'ger Trieb in mir begann.

Ein freundlich Mädchen kam gegangen

und nahm mir jeden Sinn gefangen.

Ich wusste nicht wie mir geschah

und wie das wurde was ich sah.

Uns barg der Wald vor Sonnenschein.

Das ist der Frühling fiel mir ein;

und kurz, ich sah, dass jetzt auf Erden

die Menschen sollten Götter werden.

Nun wusste ich wohl wie mir geschah

und wie das wurden was ich sah.


De weide kreeg een groene glans

en om de hagen was de bloei één dans.

Nieuw kruid schoot dagelijks op in 't wild

onder een heldere hemel, in een lucht zo mild;

hoe kon ik zo veel schoons verhalen

dat ik zag groeien uit de diepste dalen?

Steeds dichter, donkerder groeide het woud

van bonte zangers weer het oponthoud.

Hun lied drong mij op alle wegen

in zoete geuren heerlijk tegen.

Hoe kon ik zo veel schoons

dat ik zag groeien uit de diepste dalen?

.........................................................

Toen ik daar stond me te bezinnen

voelde ik een felle drang van binnen:

een vriendelijk meisje kwam voorbij

bekoorde elk zintuig in mij.

Hoe kon ik zo veel schoons verhalen

dat ik zag groeien uit de diepste dalen?

Het woud beschutte ons voor de zon.

Plots wist ik: 't is de lente die begon.

En jubelend zag ik dat op aarde

de mens weldra tot god verklaarde.

Nu kon ik wél al 't schoons verklaren

dat ik zag groeien uit de diepste dalen.


Deze zangerige, sterk ritmische verzen van Novalis ademen één en al de levensverrukking van de romantiek (eind 18de-eerste helft 19de eeuw) uit. We kunnen ze lente, zoals hier ervaren, eerder situeren op het einde van maart, begin april.

Voor het februari-gevoel stap ik over naar onze Nederlandse poëzie en met name naar Aleidis Dierick, grote dichteres en felle Vlaams-nationaliste uit Aalst.

Februari

---------------

Februari de buizerds paren

in een nest van ijzel een zachte hartstocht

mijn minnaar hij mint met fluwelen handen

met een lichaam een woning van veren.

Een vlies van vorst op de binnenmeren

een sluier van sneeuw, in de middag

een waaier van losbarstend water

het erf vol geluid achter notelaren.

In de wortels een donker bewegen

een ader van groen door de aarde

een nest in de razende regens

mijn minnaar een stolp van begeerte.

(uit "Een zomer voorzien", 1977)

woensdag 20 januari 2010

Dooi in de louwmaand


Januari is oorspronkelijk een Latijns woord, dat ontstaan is uit "Ianuarius", de naam van de Romeinse god der deuren en poorten en van het begin van het jaar. De oude Nederlandse, Germaanse volksnaam is anderzijds "louwmaand", dat afgeleid is van "looien", Middelnederlands loe(y)en en dat het looien van dierenhuiden tot leer betekent.

Dezer dagen kunnen we reeds terugblikken op een hevige aanval van de winter, met sneeuw en ijs. Enkele weken was het weer "een winter van weleer". Het sprookjesachtige, besneeuwde land én de vervelende modderbrij die de dooi teweegbracht, liggen nu ook al achter onze rug. De komst van de lente - "Een nieuwe lente, een nieuw geluid" - kunnen we nu nog niet gaan verwachten, al kunnen er wel sprankels glanzen in sneeuwklokjes en crocussen. Maar nu en hier wil ik - beknopt en poëtisch - aan die dooi, die vooral waterige modder in de steden veroorzaakt, een gestalte geven, die van het helderste en puurste in de natuur: water. Ik koos het mooie, verbeeldingsrijke gedicht "Dooi" uit "Schaduw", de derde, "schoonste" (mag ook eens in het Zuid-Nederlands) en diepste dichtbundel van Alice Nahon (1896-1933), dichteres die ik sedert mijn kinderjaren in het hart draag dankzij de herhaalde voordracht van haar gedichten door mijn lieve moeder (Bertha De Meester, 1908-1990) en wier Verzamelde Gedichten ik een drietal keren, bij drie uitgevers (1983-'84, 1987 en 1996) heb uitgegeven en voorzien van een biografische inleiding én van een benadering van haar poëzie.

DOOI
------------

Zoals bij 't sneeuwen
die vlokken vervaard
weiger en trage
vallen op aard'
zo moeten alle
gedachten van ons
van uit hun hemel
van dromen en dons
dalen op aarde
waar alles dooit
wat sneeuwwit en droomrig
de dingen vermooit.

Drief is de dooi
maar als uitgeblomd
gesmolten bloeisel
gefilterd komt
na duistere reizen
door wijze grond
kristal is voor de ogen,
wijn voor de mond,
muziek voor de luisteraar,
drank voor de plant,
dan leer ik de lesse,
van dooi in 't verstand.

Dooi die de vlokken
tot wateren wijdt,
dooi, die ons wanen
tot werken gedijt,
spaar niet de dwepers
die midden 't geweld
vrezen dat God
hun gedroomsel smelt.
Geef ons klaar water
dat vloeiend verreint,
door smarten gefilterd
naar de harten fonteint.

Alice NAHON
(uit "Schaduw", 1928)

zondag 10 januari 2010

Mijn "utopische" wens: méér Schoonheid, méér Liefde!


In mijn vorige "aflevering" - weeral meer dan twee weken geleden - bracht ik een kerstboodschap voor deze (vooral geestelijk) zieke tijd... Met deze nieuwjaarsboodschap leg ik de nadruk op twee waarden, eerder nog voorwaarden voor een beter, mooier en leefbaarder leven: de Schoonheid en de Liefde. Ik schrijf deze twee woorden met een hoofdletter omdat ze mij (en hopelijk vele ànderen met mij) uiterst dierbaar zijn. Te midden van het extreem materialistische Westen, waarin hebzucht en geldzucht veel vergiftigen - naar een Engelse zegswijze "Greed has poisoned our minds" (hebzucht heeft onze geesten vergiftigd - blijf ik streven naar en verkondigen in gedichten en artikels hoe noodzakelijk en onmisbaar die beide begrippen en waarheden in de huidige tijd van taalontwaarding en begripsvervalsing wel zijn!

Blijkens veel persberichten, al dan niet elektronisch, zijn de ergste ondeugden van "onze" tijd - die steeds brutalere en gewelddadiger vormen aannemen, denk aan de moordenaar-leraar (!) van het Limburgse Loksbergen!- de ("eeuwige") jaloezie (of zachter: naijver), hebzucht en gewelddadigheid. Er is daar te weinig tegengif tegen gewassen in onze Westerse, christelijke "samenleving". Ik plaats meermaals dubbele haakjes ("..."), lieve lezer(es), omdat ik veel aanhaal en veel in vraag stel.

Toch moeten wij, volksverbonden Vlaamse en beter nog Nederlandse (Dietse) nationalisten, naast gelovige christenen, ons te weer stellen! De twee sterkste, aloude, Europese tegengiffen zijn nog steeds de Liefde (in haar diepste en ruimste betekenis, die ook erotiek en minnespel omvat!) én, evenzeer en met de Liefde verwant), de Schoonheid. Iemand vroeg me onlangs, na een lezing over de universaliteit van de kunst, welke mijn definitie van "kunst" (of hier: Kunst) is. Ik antwoordde gebald: "Kunst is gestalte van Schoonheid"). En hierbij kwamen me twee gedachten van Ernest van der Hallen (1898-1948) én van de al even revolutionaire Friedrich Schiller (1759-1805) voor de geest: "Dien uw volk in liefde en schoonheid" en "Das Schöne ist höher als das Gute. Das Schöne schliesst das Gute in sich!". En bij dat laatste denken we aan de schoonheid van de geest, van de zedelijkheid, van de beschaving, in één woord: aan de voornaamheid. Bij de volksnationalistische studenten- en jeugdbezieler Nest van der Hallen - die we opnieuw in zijn geboortestad Lier gaan herdenken op zaterdag 6 maart e.k.; ik bezorg een programma weldra...) komt de geestelijke (de ergste!) nood van zijn Vlaamse (juister: Nederlandse) volk op de voorgrond.

Ik zou mezelf niet meer zijn, als ik hier geen groot gedicht aanbracht, dat de Schoonheid tot het hoogste goed verheft en ook Liefde en Schoonheid in éénklank verenigt. Ik bedoel "Schoonheid" van de voornaamste Zuid-Nederlandse romanticus van de voorbije eeuw, Jozef L. de Belder (1912-1981), genoemd "Jef de Belder", volgeling van Ernest van der Hallen, zijn tweede vader! Jef, een dichterlijk geestverwant, noemt drie dichters, van de grootsten uit de wereldliteratuur, die ook mij bijzonder dierbaar zijn, waarachtig dichters van de Schoonheid. Lees en herlees, vriendinnen en vrienden, dit grote gedicht en begin je jaar in Schoonheid!

SCHOONHEID
---------------------

De zachte waanzin
van Hölderlin
en het vereenzaamd gedicht van Rainer Maria Rilke,
de tere illusies van Friedrich von Hardenbergh
die zich Novalis noemde --
dat waren, naast de visioenen van Hadewijch
en enkele Chinese dichters,
de stille dromen die eens mijn jeugd verinnigden tot een zwaarmoedig lied.
Maar dan zijt gij gekomen met uw vlechten haar en met uw stille handen
en met het diepe beven uwer leden toen in ons de vreugde
opsteeg tot het visioen dat overrompelend ons kwam omspoelen.
Doch gij waart de schone illusie die ik verliezen
zou, zodat alleen ik bleef in zachte waanzin achter
om dit alleen-zijn en ik weer Rilke opzocht, de stille man in zijn slot
van Wallis en de Chinezen met Li Taï Po dronken
aan het hoofd van hunne stoet. En sindsdien woon ik weer in de eenzaamheid van al hun klare woorden
die in mij oproepen herinneringen aan uw zachte leden
die voor mij zijn als verzen die zich statig-schoon bewegen
op 't bevend ritme van mijn bleke handen. En die brandenhien
voort de dagen door steeds in mijn moede geest; totdat verloren ik
ergens neer zal vallen midden een veld bloemen misschien of in de tederheid van een of andere avond in de herfst
als alle woorden dronken door mijn hoofd gaan woelen
en ik geen oplossing vinden zal voor hun te zware pracht.
Want ik... Ben ik dan een bezetene van schoonheid of van armoe
of van onwetendheid misschien, maar ook van vrees
dat ik nooit uit zal kunnen spreken wat zo diep nu in mij
leeft en in het ritme van mijn bloed en in het jagen
van mijn hart? Misschien waart het toch?...
Maar neen. Ik weet het. Maar nu weet ik het niet meer
en ik zwerf verder in mijn woorden en ik zie het einde niet
van deze zachte pracht van deze late herfst.

Jozef L. de Belder
(uit "De Gesloten Kamer, 1939)
Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland