zondag 13 juli 2008

Anton van Wilderode: mooiste en treffendste gedichten, een keuze (4)


Aan de lezers van mijn Utopia-dagboek en van deze beknopte Van Wilderode-bloemlezing wil ik met genoegen melden dat de herdenking in Moerbeke-Waas, op zaterdag 28 juni, heel stijlvol en geslaagd was: een 150-tal bewonderaars en geestverwanten kwamen naar het stille, zonovergoten Moerbeke-Waas, niet enkel Waaslanders, maar ook Antwerpenaars en Gentenaars. In 't Pallieterke van 9 juli verscheen een verslag: daarin kon je alles lezen. Alleen dit: ik had het genoegen mijn gedicht "Het verlaten erf", geschreven voor mijn vriend Anton, toen hij - definitief!- zijn woonhuis, het vadererf en zijn Moerbeke moest verlaten, daar, in zijn tuin te mogen voordragen. Op dat erf prijkt nu een halfverheven beeldhouwwerk van Hedwig de Guchteneire, treffend en minzaam (zie afbeelding hierbij. Eén vraag blijft: wat gaat er gebeuren met het woonhuis van de grootste Vlaamse (en Nederlandse) dichter na Gezelle? Op mijn vraag kon de in Moerbeke aanwezige en hoog van de toren blazende gedeputeerde voor cultuur van het Oost-Vlaams provinciebestuur, Jozef Dauwe, geen duidelijk antwoord geven...

Oost-Vlaanderen zou daarvoor geen geld hebben, terwijl Streuvels, Timmermans en Ernest Claes wél een museum kregen; Wies Moens en Ernest van der Hallen weliswaar niet! Wat er met Antons huis zal gebeuren zal ik hier en elders melden, als ik iets weet...

Laat me liever verder gaan met mijn anthologie van de altijd bekoorlijke klassiek-romantische gedichten van Anton van Wilderode, die veel meer geestelijk en emotioneel genot verschaffen dan die van "
Meester" Claus..., al schreef dat "genie" wel enkele sterke gedichten...

Ik wil niet nalaten een gedicht op te nemen dat de aan zijn aarde verknochte Waaslander, die "
Coupéken" - hij zal mij die oneerbiedigheid zeker vergeven nu- was, typeert: "De canada's", de geliefde bomen van zijn geboortestreek, een gedicht uit het majestatische fotoboek "Daar is maar één land dat mijn land kan zijn":

De canada's
----------------------
De eerste zee die ik des avonds hoorde
waren de canada's warlangs ik liep
waaronder ik in najaarsnachten sliep,
een oergeruis onraadbaar in mijn oren.

Zij stonden aan de wegkant tegenover
het ouderhuis, hun zwaargeblaarde kruin
(was honig eerst dan groen dan okerbruin)
boven het dak een bovendak van lover.

Hoe is het? dacht ik nin de tussenpozen
dat zij verademden. Is het een oud
gerucht omhoog van ruziemakend hout,
van langs de stam gevallen waterhozen?

Kabaal van klimmende kabouters? Vlagen
applaus dat opgaat in een grote zaal?
Gesprekken in een buitenaardse taal
van bovenaf door faunen en dryaden?

Het was mijn zee die tienmaal honderdmaal
landinwaarts viel met lange waterzwaden.

(uit: "
Daar is maar één land dat mijn land kan zijn", 1983)

In dit fascinerend foto- en poëzieboek tref je ook het gedicht "
Utopia", dat ik uiteraard in dit "utopisch" internet-dagboek niet achterwege kan laten:

Utopia
------------
Verloren lopen in een melkwit land
met nauwelijks merkbaar menselijke sporen
een hemel zonder stemmen toebehoren,
van sneeuw in sneeuw gaan naar een niemandsland,

de rinkelbellen van de winterslee
die wij alleen in sprookjes konden horen
ineens luidruchtig tegen koude oren
en op de luimen van de meewind mee,

vergeten wie men was en wat men deed
of hevig wilde al de tijd tevoren,
in een opwindend ogenblik herboren
hoogzwevend voor utopia gereed.

(uit: 'Daar is maar één land dat mijn land kan zijn', 1983)

"
Als een kleinood tussen de zee en de heide", zoals Wies Moens schreef in 'De Tocht' (1920) ervoer onze nationaal-Vlaamse en Nederlandse lyricus bij uitstek ons aller eerste vaderland Vlaanderen - op de weg naar Groot-Nederland- in het gedicht 'Daar is maar één land', waarmee hij het poëtisch fotoboek afsloot. Hij maakte er een tegenhangers van van René De Clercqs 'Daar is maar één Vlaanderen':

Daar is maar één land
---------------------------------
Begint dichtbij met emeralden gras,
wordt akkerland en onvoorspelbaar weide,
wordt waaiend zomerbos en blauwe heide
en water in de sloten waterpas
met zoveel onverwacht ultramarijn
waarin het land ligt dat mijn land kan zijn.

De dreven onbeweeglijk onderweg
met brand van brem tegen gekrulde bramen
met karrensporen schots en scheef tezamen
maar op een afstand broederlijk terecht
tot bijna een getrokken rechte lijn
die door het land loopt dat mijn land kan zijn.

Een buurtschap en een dorp. Intens een stad
met torens die vroegmorgenlijk ontwaken
oven de staande slaap van zoveel daken
en groen uit binnentuintjes opgespat,
een door de eeuwen opgetrokken schrijn
waarrond het land ligt dat mijn land kan zijn.

Zo lang de Heer mij adem wil verlenen
zeg ik en zing dat Vlaanderen het éne
énige land is dat mijn land kan zijn.

(uit 'Daar is maar één land dat mijn land kan zijn', 1983)

Uit de Griekse gedichten van "
Een tent van tamarinde" (1984) kies ik een zeer symbolisch gedicht gewijd aan de blinde Homeros, klassici - die nog de diepte en de universaliteit van de antieke Griekse literatuur hebben geproefd en genoten - zijn ermee vertrouwd. De dichter en belezen classicus Van Wilderode reisde meermaals naar "zijn" antieke wereld, naar Italië, maar ook naar het oude Hellas.

Homeros
-----------------
Alles gebeurt van binnen. Van de wereld
ken ik alleen nog maar geluiden, woorden
die toegang zoeken tot mijn open oren
in mijn gestolde baard, en anders niets.

De stad ligt uitgestorven in de vlakte.
Soldaten zijn in stoeten weggetrokken,
telkens een lied dat aanwaaide met vlokken;
kooplui en vrouwen luid hen achterna.

De poort sloeg dicht. Slechts wat van boven komt,-
de wolk der bijen en het kokend zonlicht,
de lange lansen van een zwarte regen,-
valt in de bedding van de lege straten.

Ik woon aan zee. En dalwaarts. Onder bomen.
Mijn ogen gingen dicht, zonder misnoegen
gesloten voor het bont vertoon der mensen.
Een stad groeit binnen mij, bevolkt met dromen.

(uit 'Een tent van tamarinde', 1984)

Wie ooit Homeros' 'Iias' of de 'Odyssee' las, kan zich voorstellen wat de blinde Homeros "
van binnen", vanuit zijn ontzaglijke verbeelding, zag en op geniale wijze beschreef.

In het jaar na de Griekse 'Tent van tamarinde', 1985, publiceerde Van Wilderode één van zijn aangrijpendste dichtbundels, en volgens mij en vele anderen wellicht zijn sterkste en mooiste: 'De Vlinderboom'.

Het is het verhaal van de laatste twee levensjaren van "
Carlos Quinto" (Keizer Karel), van 13 september 1556 - zijn troonsafstand ten gunste van zijn zoon Filips II - tot 21 september 1558, dag van zijn dood. Na een uiterst zware en vermoeiende reis vanuit de Nederlanden naar Yuste in Spanje, waar hij in een eerder bescheiden "paleis" verbleef.

De titel "
Vlinderboom" - voor plantkundigen: "Buddleia L(innaeus), naar de Engelse botanist Adam Buddle (1660-1715) is een zinnebeeldige duiding van de vlinderboom, een heester uit China, die tot vier meter hoog kan worden.. Rond zijn lange lila bloempluimen verzamelen zich zwermen vlinders. Zo dwarrelen herinneringen als pepels rond en om een man die alléén bleef.

Dat gedurig neerdwarrelen van - dikwijls gelukkige - herinneringen, als enig verweer tegen de zwaar te dragen eenzaamheid is ook wel - zij het niet zo letterlijk - het lot geweest van onze dichter, Anton van Wilderode, wiens ervaringen en gevoelens we in deze bundel meermaals herkennen.

Het sterkst zien we Anton en zijn liefste herinnering, die aan de kleine, door het dierbare geboorteland dwalende Cyriel in het gedicht "
Terug" - het eerste van twee met die titel...-, in het tweede deel van de bundel (Volledig Dichtwerk, blz. 689):

Terug
----------
Al wat mij toekomt uit de keldermond
van mijn verleden wil ik niet vergeten,
wordt werkelijker dan de dag van heden
en vloeit als licht de kamer in en rond.

Soms ligt het stil en krijgt allengerhand
gedaante vorm en voorkomen van leven,
ik kan het schier zijn noude namen geven
waardoor het weer vertrouwd wordt en verwant.

De muren van de kamer storten in
en leggen toegangen tot vluchten open,
ik kan weer vrij en onbelemmerd lopen
gelijk ik ooit als kind liep aan de kim.

(uit 'De Vlinderboom', 1985)

De hele, vooral de oudere en zieke, Anton van Wilderode krijgt gestalte in één gedicht uit De Vlinderboom, "
Weemoed mijn wereld", het intens besef om het verlies, het aan hem voorbijgaan van alle schoonheid, alle liefde die de dichter - zichzelf projecterend in de figuur van Carlos Quinto. Weemoed, melancholie en besef van de op handen zijnde dood, droegen en dragen de poëzie van de grootsten van de Europese literatuur, o.a. Rainer Maria Rilke, Heinrich Heine, John Keats, Lamartine, De Vigny, Jozef L. de Belder, Guido Gezelle, Karel van de Woestijne, J.W.F. Weremeus Buning, Adriaan Roland Holst en Alice Nahon (nog wel zes -Zid- en Noord-Nederlanders-

Weemoed mijn wereld
-----------------------------------
Weemoed mijn wereld en intens verdriet
dat in de vormen dringt van alle dingen
waarmee ik mij door anderen laat omringen
in dit voortdurend smaller leefgebied.

Ik heb de steun van de vertroosting niet
dat dit voorbijgaat, ik moet tussen muren
op deze plek totdat de dood komt duren
zonder veranderingen of verschiet.

Het raam voorbij en ver zover men ziet
begint een ruimte waar geweld van leven
en voorjaar onverwoestbaar zijn gebleven
als in de jaren die ik achterliet.

(uit 'De Vlinderboom', 1985)

Na deze vierde aflevering volgen er nog twee, want er volgen nog "
onmisbare'" bundels, als "Apostel na de Twaalf" (over de H. Paulus), "En het dorp zal duren" en "Het sierlijke bestaan van steden", "In al begonnen vrede" en "Het oudste geluk". Ik tracht er volgende keer wat vlugger mee op te duiken... Van Wilderode is, met zijn, inhoudelijk én vormelijk-stilistisch, zeer zuivere en hoogstaande poëzie, de grootste Vlaamse, dus Nederlandse dichter van de 20ste eeuw. Tegengif tegen alle pseudo- en knoeiwerk van de jongste tijd, tegen het miserabilisme, tegen de leegte.

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland