dinsdag 3 maart 2009

Eerste maartdag én eerste lenteadem!


De eerste dag van maart, zondag 1 maart, was ook een door de natuur mild begenadigde eerste lentedag van dit jaar. De meest gebuikte "volksnaam" van deze maand is eenvoudig "lentemaand", omdat de lente op 21 maart begint. Andere namen verwijzen naar andere, onvermijdelijke aspecten ervan: "dorremaand" (naar de oude, Germaanse dondergod "Thor", ook "Thormaand" of "buienmaand".

De -meestal zeldzame- vroege milde dagen van zon als zachte zijde, van toenemende vogelzang, van een groot verwachten alleszins, hebben de hele geschiedenis dichters van alle slag, volkspoëten én de echte groten geïnspireerd: Hadewijch, Goethe, Heinrich Heine, Gezelle, Wies Moens, Anton van Wilderode en vele anderen. Toen ik op die eerste (zon)dag van de lentemaand de straat opging om de eerste lenteadem op mijn huid te voelen, kwam één van de mooiste voorjaarsgedichten uit de wereldliteratuur me te binnen: "Mailied" van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), ik sprak het zacht en innig voor me uit, als herinnering aan mijn eigen studententijd (mét de studie van Goethes werk) in Gent. Het roept, gebald en melodieus, weliswaar de lenteweelde van de maand mei op, maar bij mijn eerste lentegevoel, drong het zich nu al op, onweerstaanbaar:

MAILIED
----------------
Wie herrlich leuchtet
Mir die Natur!
Wie glänzt die Sonne!
Wie lacht die Flur!

Es dringen blüten
Aus jedem Zweig
Und tausend Stimmen
Aus dem Gesträuch

Und Freud und Wonne
Aus jeder Brust.
O Erd, o Sonne!
O Glück, o Lust!

O Lieb, o Liebe!
So golden schön,
Wie Morgenwolken
Auf jenen Höhn!

Du segnest herrlich
Das frische Feld,
Im Blütendampfe
Die volle Welt.

O Mädchen, Mädchen,
Wie lieb' ich dich!
Wie blickt dein Auge!
Wie liebst du mich!

So liebt die Lerche
Gesang und Luft,
Und Morgenblumen
den Himmelsduft,

Wie ich dich Liebe
Mit warmem Blut,
Die du mir Jugend
Und Freund und Mut

Zu neuen Liedern
Und Tänzen gibst.
Sei ewig glücklich,
Wie du mich liebst!

Ik vertaal dit lentelied vrij:

MEILIED
-------------------
Hoe heerlijk bestraalt
mij de natuur!
Hoe glanst de zon
over velden puur!

Bloesems springen
uit elke tak
en duizend stemmen
uit 'r bladerdak

En vreugd en lust
uit elke borst.
O aarde, o zon!
O geluk, lust!

O liefde, o liefde!
als glanzend goud,
als morgenwolken
boven heuvelend woud!

Gij zegent heerlijk
het frisse veld,
in bloesemweelde
der aarde geweld.

O meisje, meisje,
hoe min ik jou!
Hoe straalt je blik,
van minne trouw!

Zo mint de leeuwerik
zingend de lucht,
en morgenbloemen
diens hemels gerucht.

Hoe ik jou min
uit vurig bloed,
jou, die me jeugd gaf,
vreugde en moed

tot nieuwe liederen
en dansen gezwind.
Wees eeuwig verblijd,
beminde kind!

Het is niet eenvoudig om een gebald natuurlied als dit van Goethe in een zinvol Nederlands lied om te zetten, maar het lijkt me toch vrij geslaagd. - Ik neem me nu voor om wat meer dan één of twee keer per maand teksten, lyrische gedichten of spotverzen aan dit "Utopia" toe te vertrouwen. Dus weldra: gedichten, gewijd aan de prille lente, van de Brabantse mystica Hadewijch of uit Alice Nahons postume bundel "Maart-April" (1936).

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland