maandag 4 mei 2009

"Im wunderschönen Monat Mai"...


De meimaand, met de terechte, volkskundige naam "Bloeimaand" - naast "Vrouwenmaand" (niet kwaad!), "Wonnemaand" en "Mariamaand" - heeft enkele dagen geleden reeds haar intrede gedaan. Een glorieuze maand van bloesemende zaligheid, van groei en bloei, van feestelijkheid! Al zit het weer nog niet in de goede richting, toch moeten de echt mooie meidagen nog komen! - Té koel en wat té winderig was het weer dat wij, moedige deelnemers aan de radicale, anti-belgische "Mars op Brussel" vandaag - ik schrijf dit op zondag 3 Bloeimaand - tegemoet gingen. Maar al bij al kregen we vrij veel zon. Spijtiger was de té geringe opkomst voor die betoging: ik schat het aantal van de stappende, scanderende en - eindelijk weer luid in het Nederlands zingende- betogers op iets meer dan 2000.... Het door het organiserende KVHV (Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond) vooropgestelde aantal van 5000 werd niet bereikt. Met de Vlaamse (en Europese) verkiezingen voor de boeg kon deze betoging een sterker signaal - en nog beter: "wraaksein" (uit "De Vlaamse Leeuw": "Het wraaksein is gegeven. Hij is hun tergen moe...") zijn geweest naar de volksvreemde belgische en naar de slappe Vlaamse "overheid" toe... Het rebels gevoel tegen en de afkeer van deze anti-Vlaamse én anti-Nederlandse, dus "slechte heren", zoals Anton van Wilderode ze voor eeuwig bestempelde, evenals de schrijver van dit utopisch domein binnen het "internet", in zijn gedicht "De slechte staat", is in Vlaanderen al ruim verslapt. Een golf van neo-belgicisme, vooral vanaf 1991, te wijten aan de dood van Baudouin... In dat jaar greep ook de vorige Vlaams-nationalistische betoging in het oude, Dietse "Broekzele" plaats. En dertig jaar eerder stapten niet minder dan 100.000 strijdlustige flaminganten en nationalisten door de aloude, Brabantse en dus Nederlandse stad, tijdens de eerste (1961) en de tweede (1962) Marsen op Brussel. Maar goed nu, de mens van de 21ste eeuw, ook de Vlaming of juister Zuid-Nederlander, heeft veel van die weerbaarheid verloren. Het materialisme, de denationalisering en met name het domme, achterhaalde neobelgicisme, naast de algemene verwarring en het identiteitsverlies op elk gebied zijn de grote schuldigen van deze verslapping en ontaarding! Dat er ook heel wat studenten én andere jongeren mee opstapten is dan toch weer een pluspunt.

Deze meimaand wil ik poëtisch inleiden, met een eigen gedicht en met enkele andere. - In mijn jongste dichtbundel, "Gebleven is de adel", vind je op bladzijde 16 het gedicht "Een merel in mei". Ik druk het hier af.

Een merel in mei
--------------------------
Een eerste mei vol zon
over de vers getooide tuin gegoten
alsof het nooit meer anders kon.
Alleen de merel zingt hier onverdroten.

Hij is van pijn en zorg gespaard
begroet de regen met sonore tonen.
Zijn lied is vrij en onbezwaard
komt ongevraagd de dag bekronen.

Och kon ik toch die merel zijn,
onbezwaard en zingen, onverdroten.
Ik wilde wel die merel zijn
en zingen, fluiten, vastbesloten.

Wie die stijlvolle bundel met, 63 gedichten en vier houtsneden van de Waaslandse graficus Wim De Cock, beldend kunstenaar, dichter en Villonvertaler, kan het boek bij mij bekomen door storting van 20 euro op rek.nr. 979-6189 08-40 van Erik Verstraete, Jos Ratinckxstraat 17, 2600/ Berchem-Antwerpen; tel. 03/448.41.09.

Er zijn talloze meigedichten in alle Eurpese literaturen. Ik koos het volgende eenvoudige, kinderliedje a.h.w., van Guido Gezelle (1830-1899), uit "Driemaal XXXIII kleengedichjes":

'r Was in de blijde mei,
ei, ei,
't was in de blijde mei!
En, komend achter 't land gegaan,
'k zag al de blijde blomkens staan:
't was in de blijde mei,
ei, ei,
't was in de blijde mei!

Puur, zuiver en muzikaal, dit meiliedje.

Wereldberoemd is Goethes (1749-1832) "Mailied", uit de vroege lyriek van zijn "Sturm- en Drang-periode" (de jaren 1770). Het is een wonderbaar verbond van openbarstende, lentelijke natuur en prille liefde. Ook weer heel eenvoudig en daardoor zo mooi!:

MAILIED
----------------
Wie herrlicht leuchtet
Mir die Natur!
Wie glänzt die Sonne!
Wie lacht die Flur!*

Es dringen blüten
Aus jedem Zweig
Und tausend Stimmen
Aus dem Gesträuch.

Und Freud und Wonne
Aus jeder Brust.
O Erd, o Sonne!
O Glück, o Lust!

O Lieb, o Liebe!
So golden schön,
Wie Morgenwolken
Auf jenen Höhn!

Du segnest herrlich
Das frische Feld,
In Blütendampfe
Die volle Welt.

O Mädchen, Mädchen,
Wie lieb ich dich!
Wie blicht dein Auge!
Wie liebst du mich!

So liebt die Lerche
Gesang und Luft,
Und Morgenblumen
Den Himmelsduft.

Wie ich dich liebe
Mit warmem Blut,
Die du mir Jugend
Und Freud und Mut ons

Zu neuen Liedern
Und Tänzen gibst.
Sei ewig glücklich,
Wie du mich liebst

* Flur = veld, beemd
* Blüten = bloesems
* Wonne = gelukzaligheid, heerlijk gevoel
* Himmelsduft: hemelse geur

Een wonderbaar gezang dat een heerlijk verbond tussen natuur en liefde schept! - Vele lieflijke meiliederen bieden de Duitse, de Nederlandse, de Engelse en andere Europese poëzie en dat al sedert de middeleeuwen toen meiliederen als volksliederen werden gezongen. Dezelfde versmelting van liefde en natuur bracht de grote dichter Heinrich Heine (1797-1856), in een befaamd meilied, waaraan ik de titel voor deze bijdrage ontleende:en hier de eerste strofe opdiep.

"Im wunderschönen Monat Mai,
Als alle Knospen sprangen,
Da ist in meinem Herzen
Die Liebe aufgegangen".

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland