woensdag 26 maart 2008

Revolutie tegen het regime: gedichten en gedachten als zweepslagen ! (4)


De (winterse) "lentemaand" loopt ten einde en de grasmaand (april) staat voor de deur. Hopelijk vindt de natuur haar échte voorjaars-identiteit weldra terug: zingende, sjilpende vogels en het verrukkelijke kleurenfestijn van bloesems en bloemen. Niemand geringer dan de grote Brabantse, mystieke dichteres Hadewijch (13de eeuw) bezong in enkele gedichten die grasmaand (of paas- of eiermaand). Veel erger dan de aarzelende natuur zijn het zieke fenomeen van de Belgische "regering", die ons ergert, stoort, beledigt en benadeelt, geteisterd door brutale francofone dominantie, en de verzwakte, verdeelde en steeds aarzelende "Vlaamse Beweging". Ik hoop in de hoofden van enkele Vlaamse kopstukken en "-bewegers" een vonkje te doen ontvlammen met enkele gedichten tegen het volksvreemde regime, tegen het "lammenadig ras van laffe stommeriken" (Pol De Mont)... Maar ja, de droom, het ideaal van -waarachtige- dichters is uit deze tijd gebannen, al blijf ik geloven dat Ernest van der Hallen gelijk had - zij het op lange termijn -, toen hij schreef: "Ten slotte is het niet de economist (of de politicus) die de tijd zijn werkelijke gestalte geeft"...

Ik wil vandaag aansluiten bij mijn vorige revolutionair-poëtische tekst, waarin Ward Hermans de hoofdrol speelde. Daarvoor kies ik een gedicht uit "
Poëzie achter tralies", een keuze uit de vier "zwarte" dichtbundels, die verschenen in zijn gevangenisjaren (1945-1955), spijts het verbod... Deze bloemlezing werd samengesteld door Anton van Wilderode, Paul Hardy en Lode Baekelmans, drie gezaghebbende poëziekenners. Zij deelden de grote waardering van niemand minder dan Streuvels, Willem Elsschot, Cyriel Verschaeve en Jan Vercammen voor Ward Hermans' poëzie, met haar felle epische adem én lyrische schoonheid!

Dit gedicht nu noemde Ward "
Post Scriptum bij de Europa-Ballade" (1949-1951), maar het is een felle - en wéér "actuele" - aanklacht tegen de niet zó oude, maar vooral 20ste-eeuwse, slaafsheid der Vlaamse "kopstukken" en, in hun kielzog, van een groot deel van het misleide en bedrogen volk, dat zich zelfs niet meer bewust is van zijn Nederlandse oorsprong en identiteit!

Spreek mij van 't eigen land! Noem één volk in Europa,
welks wezen zo misacht, geschonden, geschoffeerd!
Eén meerderheid die men als minderheid regeert!
Noem mij één tweede volk in gans beschaafd Europa!
Noem mij één volk welks taalgrens reeds tien eeuwen
Onaangetast bestond - doch thans geschonden werd...
In minder dan een eeuw vertrapt men Brabants' hert,
Waar ieder ander volk "
Te Wapen" zou voor schreeuwen!
Wij bloeden tweemaal reeds om grenzen van de Staat
Die amper honderd jaar! Doch dàt wat God gegeven,
De grenzen van ons bloed! De grenzen van ons leven!
Die worden neergetrapt - en Vlaanderen vergaat!
Al wie de strijd gestreên met méér dan lege woorden
En om het volksbestaan zijn leven ingezet,
Ontnam men àlles! - zelfs in naam nog van de Wet,
Of liet men, kort en goed, genadeloos vermoorden!
Noem mij één tweede volk in één beschaafd gewest!
Eén tweede volk in gans Europa!
En daarom bloedt het hart van al wie in 't verschiet
Dees dubbele ondergang als zinloos uitkomst ziet.

(16.1.1951)


Om opnieuw in te spelen op de - weer heel actuele - nood van het Vlaamse (én van heel het Nederlandse) volk, met name die aan een eigen volksverbonden - en NIET volksvreemde of vijandige - leider, diep ik uit René de Clercqs 'De Noodhoorn' het aangrijpende, sterke gedicht "
De redder" op.

De redder
----------------
"
Wij willen een leider, die leiden kan,
een sterke man, een harde man;
die geen vijanden telt en geen vrienden ontziet.
Wij willen een redder!" - Gij, roept hem niet.
Maar als hij komt uit eigen drang,
en gaat zijn wondere, hoge gang,
door velen gevolgd, met velen in strijd,
o, hoed u voor laster, hoed u voor nijd.
Want doornen groeien er scherp in de heg,
en stenen liggen te grijp langs de weg.
En het grauw voelt steeds als een brand in zijn bloed,
wat het liefst de profeet en de Heiland doet.
Gij, roept hem niet, noch benijdt hem niet.
Meer dan gij lijdt hij nood en verdriet,
eindigend eenzaam, die eenzaam begon.
Want zie: rechtvaardigheid is zijn zon!

René de Clercq
(uit 'De Noodhoorn', Nenasu, Utrecht, 1943)

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland