zondag 16 maart 2008

Revolutie tegen het regime: gedichten als zweepslagen! (2)


Een echte, dagelijks ruim gevulde én kritisch-scherp uithalende weblog, zoals o.a. die van mijn strijdvaardige én scherpzinnige Voorpost-vriend Björn Roose en van Johan Sanctorum, kan ik, door vele andere literaire en journalistieke bezigheden, niet realiseren. Ik maak er echter, vanuit poëtische en cultuur-kritische achtergrond, wel lezenswaardige en actuele stukken van, in het spoor van de talloze culturele artikels die ik bijna dertig jaar lang heb geschreven in de toen "rechtse krant op de linkeroever", nu vervallen tot een ondraaglijk boulevard-blad zonder profiel. Ik vond nadien een betere weg bij 't Pallieterke!

Ik ga dus nu, één week na mijn eerste reeks anti-regime-gedichten van enkele van onze grootste Vlaamse, of altijd beter: Nederlandse dichters (Wies Moens, Van Wilderode, Aleidis Dierick en August Vanhoutte. Van deze gelegenheid maak ik dadelijk gebruik om de -hopelijk talrijke- betreders van mijn "
Utopia"-domein aan te sporen om massaal deel te nemen aan de "Staten-Generaal (van verzet) tegen het regime", die het KVHV nu maandag, 17 maart, om 20 u. organiseert in de UFSIA-gebouwen, aula R002, Rodestraat 14 in Antwerpen. Aan die strijdmeeting, afgewisseld met daverende liederen, gaat een "akademische" fakkeltocht vooraf, die om 19 u. aanvangt op de Groenplaats! De KVHV-studenten, huldigen een radicaal Vlaams én Diets nationalisme huldigen! Ikzelf, oud-student van het Gentse KVHV (al in de jaren 1960...), zal er bij zijn.

Als literaire zweepslagen plaats ik hier weer enkele waardevolle strijd-gedichten. Ik begin met de voornaamste én jongst gestorvene van zowat àlle volkse dichters: Albrecht Rodenbach (1856-1880), die zelf dé wekroep was, de "
noodhoorn" (René De Clercq) tegen het vijandige, Belgische regime. De eerste, echt strijdvaardige beweging tegen de volksvreemde Belgische onderdrukkers, was Rodenbachs Blauwvoeterie, die in 1903 uitmondde in het Algemeen Katholiek Vlaams Studentenverbond (AKVS). Zijn gedichtjes op "strooibriefkens" " zijn nog actueel. Berten Rodenbach schreef ze tussen andere, op "strooibriefkens", in het jaar van de "Groote Stooringhe" aan het Klein-Seminarie in Roeselare (1875), en gaf die "dichtsprankels" door van hand tot hand; ze werden verder rondgestrooid. Ze onderhielden het vuur toen de "belhamels" niet met elkaar mochten spreken en leden onder de dwang... Ik diep er twee op uit mijn oude uitgave 'Gedichten', met de grote meerderheid van Rodenbachs poëzie, bezorgd door Ferdinand Rodenbach en ingeleid door Cyriel Verschaeve, grootste bewonderaar van het jonge genie (1944):

Stonden onder de dwingelandij
- ----------------------------------------------
Strooibriefkens
-------------------------
Schande den ontworden lande:
Vlaanderen kan en recht zich niet.
Schande, schande, meerder schande:
Vlaanderen kruipt en weet het niet.

Zij hebben onze tale geroofd,
't en was nog niet genoeg,
Zij hebben in ons den Vlaams gedood,
't en was nog niet genoeg.
Zij loechen en dreven den spot met ons,
't en was nog niet genoeg.
Nu zetten zij ons hunnen voet op den nek,
- 't en was nog niet genoeg
en proeven, na huichelen, dwingelandij...
Zegt, broeders, is 't genoeg!?

Albrecht Rodenbach

Een andere West-Vlaamse dichter, André Demedts (1906-1992), beminnelijk en zachtaardig mens, schrijver van boeiende historische romans én ook lyricus in weemoedige verzen, schreef het volgende gedicht van weerbaarheid en offerbereidheid:

Vlaanderen
-------------------
Wij zullen hen vernederen die u belagen
en zich verheugen in uw nood.
Wij willen voor u het laatste wagen
en uwe vrijheid zien voor onze dood.
En geen van ons zal ontwijken
wat hem zijn hart gebiedt,
noch aarzelen of wijken
voor armoe of verdriet.
Wij kunnen voor u het zwaarste dragen
en hongeren lange tijd;
achter het werk, achter het leed der dagen
zien wij het groeien van uw heerlijkheid
en dit belet ons moet te zijn of ooit te klagen
om wat zo vaak verloren schijnt in deze strijd,
om al de dingen die aan 't hart ons lagen
en die we om u hebben vaarwel gezeid.
Want door ons lijden en verzaken
en schoon en goed willen we u maken
en uwe vrijheid zien voor onze dood.

André Demedts
(uit 'Geploegde Aarde', 1934)

Wies Moens (1898-1982) - aan wie ik in feite drie boeken wijdde: een literaire monografie (1973), het Gedenkboek (1984) en de catalogus bij de tentoonstelling "
Honderd jaar Wies Moens" in het Antwerpse ADVN (1998) - kan uiteraard in een keuze van revolutionaire, nonconformistische gedichten nooit ontbreken. Hij was de grootste Dietse dichter van de 20ste eeuw. Van hem koos ik een minder bekend gedicht uit één van zijn - poëtisch en historisch- sterkste en mooiste dichtbundel 'Het Spoor' (1944), een indrukwekkend levensspoor, van zijn prille kindertijd tot het laatste oorlogsjaar (hier, in '44):

Met u, mijn Volk, durf ik te wagen nog
den stouten rit; doch zonder u, indien
gij staag uw welzijn zoekt in braaf gebuig.
Kom, spil den dag niet meer met beuzelwerk
aan hek en stijl, aan kribbe en ruif. Kom uit,
mijn treuzlend Volk! En moet ik met de zweep
u slaan, - u sch'oppen zelfs in 't zadel, weet:
mijn bars bedrijf gebeurt uit jonst alleen,
daar ik u zien wil, trots in 't open veld,
geharnast en te weer gelijk een held.
Niet lief is mij uw rug: van striemen rood;
maar dat gij voelen zoudt tot in uw ziel
de striemen branden, hef ik voort en voort
het bitse leder, dat mijzelven brandt.
Met u of z'onder u, altijd voor u",
was in den langen kamp mijn vaste leus.
Een knaap werd man. Zijn geest liet nimmer gaan
dit beeld van u: den wakkeren Wigant
die stijgt te ros en beurt aan sterke heup
d'eedle banier, een vlamsein over 't land!

(Uit 'Het Spoor', 1944)

Tot daar mijn poëtische zweepslagen op de ruggen van een verlamd, misleid en weerbarstig volk, vooral op de ruggen der "
Vlaamse" mooipraters, "onmanlijke" mannen, in het slechte spoor van Frans van Cauwelaert...!

Geen opmerkingen:

Borms Van Severen Van Wilderode Verschaeve Dietsland